Tekst Jeroen van den Nieuwenhuizen
Foto Diederik van der Laan

Milieucriminaliteit is niet altijd even zichtbaar. Toch wordt er grof geld mee verdiend en de schade voor de samenleving is groot. De tijd dat de aanpak ervan vooral bleef hangen in het bestuursrecht is voorbij. “Het gaat om serieuze criminaliteit en daar hoort serieus straffen bij.”

Milieucriminaliteit is geen kleinigheid. Volgens de Inspectie Leefomgeving & Transport bedraagt de milieuschade door wetsovertredingen in Nederland zo’n 5,5 miljard euro. Het gaat dan bijvoorbeeld om afval dat niet goed wordt verwerkt of illegaal wordt verhandeld. Om zeer zorgwekkende stoffen die door nalatigheid van de producent in het oppervlaktewater terechtkomen terwijl dat niet is toegestaan. Of om producten die als ‘biologisch’ worden verkocht terwijl ze niet biologisch zijn. De Fipronylzaak van een paar jaar geleden draaide om een middel tegen bloedluis bij kippen. Dit middel werd als ‘biocide’ aan de man gebracht in de pluimveesector terwijl de handelaren wisten dat het gevaarlijk was voor de voedselveiligheid en het milieu. De zaak leidde ertoe dat miljoenen kippen en eieren moesten worden vernietigd en de pluimveesector ging maandenlang op slot.

"Het overgrote deel van milieudelicten wordt gepleegd door legale bedrijven"

Leontine Sitee

Lastig af te bakenen

In 2022 concludeerde de commissie Van Aartsen dat het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de aanpak van milieucriminaliteit tekortschiet. Te weinig bestuurlijke betrokkenheid werd als belangrijke oorzaak gezien. Die is deels verklaarbaar, stelt Leontine Sitee, senior beleidsmedewerker bij het ministerie van JenV: “Er ligt zelden iemand bloedend op straat door een milieudelict. Het valt ook lastig af te bakenen. Het overgrote deel van milieudelicten wordt gepleegd door legale bedrijven. Een chemisch bedrijf dat een keer door nalatigheid de vergunningsregels overtreedt, handelt niet direct crimineel. Het wordt anders als er sprake is van structurele nalatigheid of doelbewuste overtreding van de regels.”

De laatste jaren lijkt de aandacht voor milieudelicten vanuit het strafrecht toe te nemen. Blikvangers zijn de strafzaken tegen bedrijven als Chemours, Tatasteel en Shell. En onlangs kondigde Milieudefensie aan een zaak tegen ING te starten waarin de financiële dienstverlener juridisch aansprakelijk wordt gesteld voor de bijdrage aan klimaatverandering. Het laat volgens Sitee zien dat milieuclaims zich verbreden: “Het gaat hier om iets anders dan een bedrijf dat zijn schoorstenen openzet of het oppervlaktewater vervuilt. In deze zaak wordt ING verweten dat het bedrijf zich groener voordoet dan het in werkelijkheid is. Dit geldt ook voor bedrijven die producten verkopen die met een biologisch etiket in de winkel liggen, terwijl ze niet biologisch zijn. In dat geval spreken we van fraude, omdat je voor biologische producten een hogere kiloprijs kunt vragen.”

Europa: richtlijn aangescherpt

Ook vanuit Europa neemt de aandacht voor milieucriminaliteit toe. In een aangescherpte conceptrichtlijn verbiedt de Europese Commissie twintig milieudelicten die schadelijk zijn voor het milieu, zoals de illegale import van hout en ernstige overtredingen van de regels rond chemische stoffen. Naar verwachting wordt de richtlijn dit voorjaar vastgesteld, waarna de lidstaten twee jaar de tijd krijgen om de nationale wetgeving erop aan te passen. Wat betekent dit voor de aanpak van milieucriminaliteit in Nederland? Sitee: “Het betekent in ieder geval dat het strafrecht moet worden ingezet als zaken serieus genoeg zijn. De tijd dat veel zaken in het bestuursrecht bleven hangen, is daarmee echt voorbij. Een stap vooruit is ook dat het nu voor alle lidstaten heel duidelijk wordt welke gedragingen strafrechtelijk gesanctioneerd moeten worden. In Nederland waren veel van deze delicten al opgenomen in de Wet op de economische delicten, maar veel andere lidstaten zijn nog niet zover. In grensoverschrijdende zaken kunnen we daardoor strafrechtelijk soms weinig uitrichten. Na implementatie van de Europese richtlijn gaat dat veranderen.”

"De tijd dat veel zaken in het bestuursrecht bleven hangen, is met de Europese richtlijn echt voorbij"

Eenduidig handhaven

Afhankelijk van de prioriteiten en de beschikbare capaciteit van betrokken instanties kan de aanpak van milieudelicten in ons land regionaal verschillen. De Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) moet daar verandering in brengen. Sitee licht toe: “Dit is een afwegingskader voor alle partners in de keten. Het doel is dat instanties vanuit de optiek van rechtsgelijkheid zo eenduidig mogelijk gaan handhaven. Uit een oogpunt van rechtsgelijkheid behoren interventies door verschillende bestuursorganen in vergelijkbare situaties op eenzelfde wijze te worden toegepast. Soms is waarschuwen en informeren passend, maar als je al een paar keer op bezoek bent geweest en je constateert nog steeds dezelfde overtredingen, dan komt er een moment dat het strafrecht moet worden ingezet.”

Volgens Sitee is de LHSO een belangrijk instrument, zeker omdat het erin voorziet dat partijen actief informatie met elkaar gaan delen: “Dat maakt het beeld duidelijker. Nu kan het nog voorkomen dat een asbestverwijderaar in Brabant niet volgens de milieuregels werkt, maar vervolgens zonder problemen in Friesland aan de slag kan. Als alle partijen in de bestuursrechtelijke en strafrechtketen dit instrument goed gaan gebruiken, ontstaat er veel beter overleg tussen de verschillende partijen.”

Biovergisters

Het tij keert, signaleert Sitee, ook bestuurlijk. “Het Nederlandse stelsel blijft ingewikkeld, met 342 gemeenten, 12 provincies en 28 omgevingsdiensten. Maar we kunnen wel de afspraken gelijktrekken.” Ze noemt als voorbeeld de covergistingsinstallaties die in Noord-Nederland als paddenstoelen uit de grond schoten, maar die alleen rendabel bleken te draaien als er niet-toegestane afvalstromen werden bijgemengd.  “Deze problematiek speelde een paar jaar eerder al in Noord-Brabant. Met het Interbestuurlijk Programma Versterking VTH-stelsel proberen we tussen de oren van bestuurders te krijgen dat ze in ieder geval een deel van de capaciteit inzetten op zaken die niet alleen in de eigen regio spelen. Door een betere ketenaanpak komen zaken eerder in beeld.”

Voor vergunningverlening, toezicht en handhaving werken in Gelderland zeven omgevingsdiensten, provincie Gelderland en alle 51 Gelderse gemeenten samen in het Gelders stelsel. Onderdeel van die samenwerking is het Team Ketentoezicht. In dat team werken provincie, gemeenten en omgevingsdiensten in Gelderland al jaren succesvol samen om meer grip te krijgen op milieucriminaliteit. En in Zuid-Holland worden goede resultaten geboekt met een gezamenlijke aanpak van illegale afvalstromen. “Milieucriminaliteit kreeg vaak pas aandacht als het water oranje kleurde en er dode vissen kwamen bovendrijven. Dat is veranderd. Door beter samen te werken en informatie te delen kan de strafrechtketen veel effectiever ingrijpen. Het gaat om serieuze criminaliteit en daar hoort serieus straffen bij.” ♦

Bestuurders onderstrepen urgentie van aanpak milieucriminaliteit

Bestuurders van het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen kwamen eind januari bijeen voor een conferentie over een effectieve aanpak van milieucriminaliteit. Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) Vivianne Heijnen erkende in haar bijdrage dat milieucriminaliteit een veelkoppig monster is en dat effectieve bestrijding lastig is. “Het milieu doet zelf geen aangifte. Dit vraagt iets van ons; wij hebben een zorgplicht. Het gaat om een veilige en schone leefomgeving, wat de basis is van alles.”

Er ligt volgens de staatssecretaris een grote bestuurlijke verantwoordelijkheid om milieucriminaliteit steviger aan te pakken. In het Interbestuurlijk Programma Versterking VTH-stelsel gebeurt dit zoveel mogelijk van onderop. Ondertussen zijn de eerste concrete resultaten geboekt. Zo krijgt de Inspectie Leefomgeving en Transport jaarlijks structureel meer geld voor versterking van de opsporing en heeft de Nationale Politie milieucriminaliteit als thema opgenomen in de veiligheidsagenda 2023-2026.

Aan het eind van de conferentie las Afke van Rijn, directeur-generaal Milieu en Internationaal bij IenW, namens alle aanwezige bestuurders een statement voor. Hiermee spreken zij af om samen te werken aan een stelsel waarin iedere partij optimaal zijn rol kan uitvoeren in de preventie en bestrijding van milieucriminaliteit.