Krijn Poppe, onderzoeker bij Wageningen Economic Research, en Jonathan Brooks, hoofd van de divisie voedselmarkten en internationale handel bij de OESO, vertellen hoe zij aankijken tegen kennisuitwisseling tussen de OESO en Nederland.
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is een belangrijk internationaal platform voor kennisuitwisseling en beleidsanalyse op het gebied van landbouw. De OESO is voor Nederland een belangrijke kennisbron. Anderzijds is Nederland voor de OESO een belangrijke partner vanwege onze expertise en ervaring.
Jonathan Brooks ziet dat kennis uit onderzoek via de OESO goed zijn weg vindt naar beleidsmakers zodat die hun beleid ook op wetenschappelijke kennis kunnen baseren. Hierbij analyseert zijn divisie niet alleen de voedselmarkten in de 36 OESO-lidstaten, maar ook in andere landen die een belangrijke rol spelen in internationale voedselketens, zoals Argentinië en China. Ook voor Nederland zijn deze internationale ketens belangrijk, en daarom is het voor Nederlandse beleidsmakers en de sector zelf noodzakelijk dat er beleidsonderzoek op dit terrein plaatsvindt.
Recent heeft de OESO een overzichtsstudie afgerond over het landbouwbeleid van Argentinië. Deze studie bevat informatie die ook van belang kan zijn voor de Nederlandse agrifoodsector.
Krijn Poppe geeft aan dat de Nederlandse agrifoodsector via import en export sterk verknoopt is met de rest van de wereld. ‘Alleen al daarom is het van belang om het landbouw- en milieubeleid van andere landen te kennen en een mechanisme te hebben om tussen die landen de handelsbarrières te slechten. De OESO is zo’n mechanisme. In het verleden hebben hun berekeningen van de mate van handelsprotectie (de zogenaamde Producer Subsidy Equivalents) daar zeer aan bijgedragen.’ Waar de landbouwraden zich normaal focussen op een regionaal of nationaal werkgebied en het beleid daar, focust de OESO zich op het vergelijken van landen, hierbij dus een nieuw perspectief biedend.
Beleidsonderzoek door OESO
Omdat de Nederlandse agrifoodsector moet bijdragen aan verwachtingen op het gebied van duurzaamheid, economie en voedselzekerheid is het belangrijk om beleid goed en op basis van wetenschappelijke kennis vorm te geven, aldus Brooks. De Nederlandse melkveehouderij bijvoorbeeld is een internationaal sterk verknoopte sector. De export van zuivelproducten is niet alleen economisch belangrijk voor Nederland, maar draagt ook bij aan voedselzekerheid in de rest van de wereld. Samen met de OESO moet dus worden onderzocht wat de impact van Nederlands beleid is op andere landen, bijvoorbeeld in de vorm van trade-offs tussen duurzaamheid en voedselzekerheid. Omdat bij de OESO ook landen van buiten de EU zijn aangesloten, biedt de OESO een breder platform om ervaringen uit te wisselen, bijvoorbeeld met landen als Nieuw-Zeeland, plekken waar soortgelijke uitdagingen voor de veehouderij liggen als in Nederland. Het benchmarken van ons eigen beleid met deze landen geeft ons volgens Poppe extra inzichten. We kunnen leren van beleidservaringen rond landbouw, natuur, water, innovatie etc. in andere landen: wat werkt en wat niet. Het samen kritisch bespreken van elkaars beleid en beleidsresultaten is een unieke mogelijkheid om te leren.
Kennisuitwisseling met de OESO
De kennisuitwisseling tussen Nederland en de OESO loopt volgens Poppe dan ook goed. “Nederlandse onderzoekers, beleidsmakers en praktijkervaringen zijn een graag geziene gast. Men weet dat hier innovatieve zaken gebeuren. Het helpt ook dat Nederland geregeld bijdraagt aan internationale vergelijkingsprojecten door Nederlandse onderzoekers een voorstudie te laten doen van de Nederlandse situatie, bijvoorbeeld rond het Agrarisch Kennis- en Innovatiesysteem.
Een recent uitgekomen rapport van de OESO behandelt de vraag hoe de landbouw een positieve bijdrage kan leveren aan het klimaatvraagstuk. In het rapport worden beleidsmaatregelen van de OESO-landen op dit terrein geanalyseerd en geëvalueerd op basis van hun effecten op productiviteit, de uitstoot van broeikasgassen en voedselzekerheid. Alle OESO-rapporten zijn openbaar.
Kritisch kijken
Gevraagd naar de Nederlandse visie op kringlooplandbouw ziet Poppe het sluiten van kringlopen in internationale handel als een uitdaging waar ook werk ligt voor de OESO. “Lokaal waar het kan, mondiaal waar het moet” is een mooie opdracht, maar vraagt nog wel operationalisering, en dit kan Nederland niet alleen. De OESO kan daaraan bijdragen door kritisch te kijken waar het nu gaat om het verminderen van negatieve externe effecten (vervuiling) en waar het gaat om principes van circulaire economie. En wat circulaire principes betekenen voor het handelsverkeer: mag je goederen aan de grens belasten omdat die niet circulair zijn geproduceerd?’
Brooks sluit zich hierbij aan, en geeft daarnaast ook aan dat veel werk ligt op het terrein van productiviteitsverhoging in de landbouw. Op mondiaal niveau is het niet mogelijk om veel meer land te onttrekken voor de landbouw. Het gebruik van inputs in de landbouw, zoals pesticiden en kunstmest, gebeurt op dit moment echter vaak niet duurzaam en efficiënt. Toekomstige groei van de voedselproductie moet dus vooral komen door het verhogen van de zogeheten Total Factor Productivity (TFP). Een centraal thema binnen het werk van de OESO ligt er dus de komende jaren ook in om te identificeren wat voor beleid bijdraagt aan een productief, weerbaar en duurzaam voedselsysteem, met een verhoogde TFP. Voorbeelden uit Nederland zijn hierbij van harte welkom, maar Nederlandse stakeholders zijn ook van harte welkom om meer te komen leren bij de OESO.
Over de OESO
De OESO is een samenwerkingsverband van 36 landen om sociaal en economisch beleid te bestuderen en te coördineren, onder andere op het gebied van landbouw, water en milieu. Het adagium van de OESO is ‘evidence based policy’. De OESO analyseert beleid dat landen voeren op het gebied van landbouw en baseert hierop aanbevelingen, waarbij ook volop ruimte is voor best practices. De OESO doet niet alleen vergelijkend onderzoek. Een belangrijk product zijn de jaarlijkse landenstudies, naar bijvoorbeeld landbouw & innovatie, milieu of regionale ontwikkeling. Naast studies worden er seminars georganiseerd waar nieuwe thema’s worden bediscussieerd.
Een voorbeeld hiervan is een workshop in april 2019 over circulariteit in de voedselketen waarmee Nederland de ‘kringloopgedachte’ agendeerde voor een internationaal gezelschap van wetenschappers en beleidsmakers. Op deze manier kunnen ook thema’s die voor de Nederlandse agrifoodsector van belang zijn, geadresseerd worden bij de OESO.
Jan Gerrit Deelen en Jaap Kerr
Permanente Vertegenwoordiging OESO Parijs