Tekst Linda Miedema-Hilhorst en Vincent Theunissen schrijven om en om over hun beslommeringen bij het ministerie.
Foto René Verleg
Mijn schoonvader, een onderzoeker, verzuchtte dat ambtenaren wat vaker uit het raam zouden moeten kijken. Niet om de buitenwereld naar binnen te halen, maar gewoon om ouderwets te reflecteren op wat goed is. Anderen vinden bestuurlijke en politieke sensitiviteit de belangrijkste competentie van een ambtenaar, of het snel, eenvoudig en duidelijk schrijven van Q&A’s, nota’s en Kamerbrieven, het komen tot ‘cocreatie’, of het ‘verkleinen van de afstand tussen burger en overheid’.
Ik keek vandaag op kantoor, weer eens uit het raam en ik stelde mijzelf de vraag… waar waren de burgers in de Toeslagenaffaire nu meer mee geholpen? Als er eerder gewezen was op de politieke gevoeligheid van het beleid? Als er meer brancheorganisaties betrokken waren geweest bij het ontwikkelen van anti-fraude beleid? Had minder jargon meer recht gedaan? Of dus, uit het raam kijken en reflecteren wat er gaande is? Het had allemaal geholpen denk ik.
De kern is dat we het gesprek op alle niveaus moeten voeren. En onszelf moeten afvragen of de dingen die we doen, past bij het zijn van een rechtvaardige overheid. Als ambtenaar kunnen we niet voor gekozen beleid gaan liggen; we zijn gelukkig een democratie. Wel kunnen we de kritische vragen stellen. Keer op keer, op alle niveaus. Wanneer wij denken dat grondrechten worden geschonden - juist de rechten van een kleine minderheid - dan kunnen we niet anders dan (intern) kritische gesprekken daarover aangaan. Dat klinkt heel soft en weinig resultaatgericht. Maar ik ben er van overtuigd dat als elke ambtenaar dat doet, op elk niveau, we een nieuwe Toeslagenaffaire kunnen voorkomen.
Dus ja, ambtelijk vakmanschap is toch veelal door het raam naar buiten kijken en reflecteren op de vraag of we de goede dingen doen en de dingen goed doen. En dan praten en koffiedrinken; en dat goed doen, dat is een waarlijk ambacht.