'Ken je elkaar, dan kun je ook voor en met elkaar werken. Door als politie, justitie en zorg samen aan tafel te gaan zitten, kunnen we werken aan de beste oplossing, waardoor het gezin weer verder kan'
Lees hieronder de verhalen van Lianne van Stuijvenberg (JenV), Pauline Klomp (politie) en Judith Kuijpers (Veilig Thuis).
‘We hebben een lange weg te gaan, maar er zijn al mooie resultaten behaald’
Lianne van Stuijvenberg, beleidsmedewerker DGSenB
“Kindermishandeling en huiselijk geweld zijn ernstige, en tegelijkertijd ook gecompliceerde zaken. Zo is er altijd sprake van een slachtoffer en een dader in hetzelfde gezin – soms wisselend per incident – en gaat het vrijwel nooit om één incident. Het is een patroon van geweld achter de voordeur. Onze eerste prioriteit is een veilige situatie creëren. Dat willen we doen door met Veilig Thuis, politie en justitie samen op te trekken zodra huiselijk geweld gezien of gemeld wordt.
De aanpak wás gefragmenteerd, verkokerd: elke instantie deed met de beste bedoelingen zijn ding maar dat is met de maatschappelijke opgave die huiselijk geweld is inefficiënt. Wat we nu proberen, is voorbij losse incidenten kijken wat een gezin nodig heeft om de geweldsspiraal te stoppen. Daarom ook is het landelijk netwerk Zorg-Straf Huiselijk Geweld en Kindermishandeling[1] opgericht. We hebben een ontwikkelagenda met verbeteractiviteiten gericht op veiligheid in gezinnen, voorkomen van recidive en het vinden van passende interventies voor het gezin vanuit het perspectief van zorg en straf.
De politie is de organisatie die achter de voordeur komt, de meeste meldingen bij Veilig Thuis komen vanuit de politie, die ingeschakeld wordt als een situatie escaleert. De kunst is dat de politie niet alleen meldt vanuit hun eigen werkwijze, maar dat zij weet welke informatie Veilig Thuis nodig heeft om goed in te kunnen schatten wat er aan de hand is en dat we samen kijken wat het gezin nodig heeft. Het gaat erom dat we ook elkaars belangen dienen in de aanpak. Voorheen richtte de politie zich op de verdachte en Veilig Thuis op het slachtoffer. Dat is die koker waar we uit willen. De vragen zijn: hoe krijgen we gezamenlijk goed zicht op de situatie, welke interventies zijn er nodig om het acute probleem op te lossen en wat is er nodig voor een oplossing op de langere termijn?
Vanuit beleid ondersteunen wij het beter samenwerken tussen Veilig Thuis en de politie- en justitieketen. Wij organiseren, ondersteunen en luisteren. Het is een uitdaging goed opgavegericht te werken. In ons handelen, in de afstemming van de onderzoeken die we doen en in alle besluiten die we nemen, moeten we integraal en multidisciplinair leren kijken naar wat het gezin als geheel nodig heeft. Want alleen zorg of enkel opsporing en sanctionering is niet voldoende om het geweld te stoppen.
Door samen te werken, leer je elkaar kennen als mens en professional. Maar ook leer je elkaars bevoegdheden en interventies kennen en gebruiken, waardoor je oplossingen biedt die je niet ziet als je naast elkaar werkt.
We hebben een lange weg te gaan, maar er zijn al mooie resultaten behaald. Zo meldt de politie nu op basis van informatie die nodig is voor besluiten die Veilig Thuis moet nemen met het oog op herstel van veiligheid in gezinnen. De politie en Veilig Thuis kijken voorbij het incident naar het patroon waarvan bij huiselijk geweld vaak sprake is. Ken je elkaar, dan kun je ook voor en met elkaar werken.”
[1] Het samenwerkingsverband van politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering en Veilig Thuis wat werkt aan de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
‘In acute crisis is er altijd nog beweging in het gezin om het geweld te stoppen’
Pauline Klomp, landelijk programmamanager politie Huiselijk geweld en kindermishandeling
“De politie doet, samen met haar partners, haar stinkende best om mensen zo goed mogelijk te helpen. En toch komt het voor dat elke keer een andere politie-collega naar hetzelfde gezin moet rijden voor een acute melding van huiselijk geweld. Het gezin is blijkbaar onvoldoende geholpen.
We werken al langer samen met partners zoals de jeugdzorg, maar we willen nu op een andere manier samenwerken: we willen vanaf het eerste moment samen optrekken. Zo hebben we een nieuwe manier van melden ontwikkeld, waarbij vragen van Veilig Thuis centraal staan: waarvoor gebruiken zij onze melding en welke informatie is daarvoor nodig? Veilig Thuis betrekt ons direct bij onderzoeken, waardoor we niet meer het risico lopen dat sporen per ongeluk vernietigd zijn.
Werken vanuit ‘Veiligheid Voorop!’ vraagt een grote cultuurverandering. Wij krijgen een extra bril: kijk hoe veilig het is ná het incident waar je bij geroepen bent. Kun je met een gerust hart weg zonder het risico dat het de volgende dag weer fout gaat? In een acute crisis is er altijd nog beweging in een gezin om het geweld te stoppen. Als je wacht tot de volgende dag, is de dynamiek veranderd en kan de hulp te laat zijn of geweigerd worden. Dit vraagt een forse investering: een nieuwe manier van melden betekent dat 35.000 dienders anders gaan werken dan ze gewend zijn.
Iedereen die werkt op het vlak van huiselijk geweld en kindermishandeling heeft hetzelfde belang: het geweld stoppen en zorgen dat het gezin weer verder kan ontwikkelen. Door elkaar te leren kennen als hulpverlenende instanties, ga je met elkaar werken in plaats van naast elkaar. De vraag die we nu gezamenlijk stellen: van alle hulp die we kunnen bieden, wat helpt nou werkelijk om de veiligheid in dit gezin te herstellen?
Iedereen wil de cirkel van geweld doorbreken, maar als er meerdere organisaties aan een stukje van het probleem werken, mis je soms het grotere plaatje. Geweld in gezinnen staat nooit op zichzelf: het is altijd onderdeel van een keten aan problemen. We kijken nu naar het hele plaatje, in plaats van dat we allemaal ons eigen zorgpuntje proberen op te lossen en de politie er pas bij halen als het echt uit de hand loopt.
Onze grootste uitdaging is concrete stappen blijven zetten waarmee de agent op straat echt zijn werk makkelijker kan uitvoeren. We mogen niet verzanden in nieuwe theorieën en plannen en zodoende uit het oog verliezen waarmee we gezinnen werkelijk helpen. De kracht achter de verandering die we nu inzetten, is dat we een basisaanpak hebben geformuleerd die iedereen begrijpt en toe kan passen. Ik zie als belangrijkste aandachtspunt nu: goede opvolging na de melding. Als je de melding verbetert maar daarna komt de zorg niet goed op gang, dan heb je weinig gewonnen met elkaar.”
‘We leren anticiperen op elkaar, zodat uiteindelijk het gezin weer verder kan’
“Veilig Thuis is een landelijke naam voor 26 losse organisaties verspreid over heel Nederland. We hebben een frontoffice waar alle adviesvragen en meldingen binnenkomen. We kregen rijp en groen door elkaar binnen, maar sinds we samen met de politie een verbeterslag hebben gemaakt op de Veilig Thuis-melding is dat veel eenduidiger geworden. Daarmee kunnen we ook veel sneller en beter inschatten wat er in een gezin aan de hand is. Het mooie is dat wij daardoor nu ook zien op welke punten wij intern ons werk nog beter kunnen stroomlijnen en alle 26 losse organisaties op een meer eenduidige manier kunnen laten opereren.
We hoeven natuurlijk niet alles op exact dezelfde wijze te doen, maar het is wel belangrijk dat we op dezelfde manier tegen ons werk en de samenwerking met de politie aankijken. Het resultaat en onze visie moet op elkaar aansluiten. En dan gaat het ook voor ons om meer verbinding op straf en zorg. Het gezin moet verder kunnen en daarvoor moeten we met politie en justitie samenwerken met als doel het gezin echt verder te helpen.
Zeventig tot tachtig procent van de meldingen komt bij ons binnen via de politie. Zij signaleert en die signalen hebben wij nodig om goed te kunnen handelen. Een patroon van geweld doorbreken lukt je het beste als je zo vroeg mogelijk kunt ingrijpen. Daarvoor hebben we de politie nodig. Wat ik daarbij belangrijk vind, is dat we bij een calamiteit niet achteraf gaan analyseren en dan pas zien dat er al meerdere meldingen binnengekomen zijn. Daarvoor is het goed dat Veilig Thuis het centrale punt is waar signalen bij elkaar komen. Daarmee kunnen wij de situatie goed inschatten en andere partijen er op tijd bij betrekken. En op tijd is dan dus vaak: direct zodra er een melding komt. Het mooie aan de maatregelen die we via het landelijk netwerk Zorg-Straf ingezet hebben, is dat wij ons nu echt ondersteund voelen door de politie.
En natuurlijk zijn we er nog lang niet. De melding is goed geregeld, maar daar begint het vaak pas. De vraag is of we na een melding nu ook al de juiste verbinding maken om snel de zorg te verlenen die op de langere termijn het juiste effect heeft. We hebben elkaar ook na de melding nog keihard nodig: naast hulp en ondersteuning aan het gezin kan er sprake zijn van opsporing en zelfs rechterlijk ingrijpen. Dat zijn processen die lopen terwijl wij het gezin zorg en ondersteuning bieden, dus ook dan kunnen we elkaar versterken.
Nu we samenwerken zien we beter waar we onszelf, elkaar en onze manieren van werken kunnen verbeteren. We leren anticiperen op elkaar, zodat uiteindelijk het gezin weer verder kan. Het belangrijkste inzicht dat we elkaar bieden is het continue proces dat huiselijk geweld is. Een kind is gemiddeld 71 keer mishandeld voordat hij zelf een melding doet en in het geval van huiselijk geweld zijn er gemiddeld al 58 incidenten geweest voordat iemand zich meldt. Als we elke melding behandelen als eerste incident, komen we er niet. Daarom hebben we elkaar zo hard nodig.”
Samen werken wij aan een veiliger thuis
Jaarlijks worden in Nederland circa 200.000 volwassenen slachtoffer van huiselijk geweld; zo’n 119.000 kinderen krijgen te maken met mishandeling. Zowel qua omvang, als qua impact vormen huiselijk geweld en kindermishandeling een urgent veiligheidsprobleem. Samen met partners als politie, justitie, Veilig Thuis, gemeenten, zorginstellingen en andere departementen werkt het ministerie van Justitie en Veiligheid er hard aan om deze vormen van geweld te stoppen, terug te dringen en de schade zoveel mogelijk te beperken.
Als er ergens een plek is waar je je veilig zou moeten voelen, dan is dat in je eigen huis, waar je je omringd mag weten door die personen die je het meest dierbaar zijn. Voor verreweg de meeste volwassenen en kinderen in ons land gaat deze stelling gelukkig ook op. Voor een substantiële minderheid daarentegen is het leven in de huiselijke kring juist een plek zonder veiligheid: agressie, bedreiging en geweld – zowel fysiek als emotioneel – zijn er aan de orde van de dag. Met grote en niet zelden levenslange schade voor de huisgenoten die het geweld ondergaan, of er getuige van zijn. Schade die kan doorwerken van generatie op generatie. Met als uiterste gevolg soms zelfs de dood: in ongeveer één derde van alle gevallen van moord en doodslag in ons land gaat het om fataal geëscaleerd huiselijk geweld.
Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn niet acceptabel. Dát moet norm zijn in onze samenleving. Wie deze norm overschrijdt, kan een passende straf en/of gedragsinterventie verwachten. En moet daarnaast de juiste zorg of ondersteuning te krijgen. We nemen de veiligheid van slachtoffers en kinderen serieus.
De afgelopen jaren is er dan ook al veel in gang gezet om huiselijk geweld en kindermishandeling te beteugelen. Partners uit de justitiële keten en de zorgketen werken de laatste jaren al beter samen, wat heeft geleid tot een alerter, doortastender en effectiever optreden in situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook kwamen er 26 Veilig Thuis-organisaties, die fungeren als integraal advies-en meldpunt. (Potentiële) slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling, daders die bang zijn voor (verdere) escalatie, of mensen in hun omgeving die de signalen van geweld niet langer willen negeren, kunnen hier terecht met hun zorgen. Veilig Thuis kan verder onderzoek doen, hulp organiseren en waar nodig de politie, justitie of de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen.
Met de lancering, dit voorjaar, van het actieprogramma ‘Geweld hoort nergens thuis’ heeft het kabinet de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling een stevige nieuwe impuls gegeven. Het programma, tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de ministeries van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), voorziet in een integrale aanpak van de problematiek, die verloopt langs drie actielijnen:
Eerder en beter in beeld: via campagnes en trainingen wordt de omgeving van gezinnen en kinderen (buren, vrienden, leerkrachten, werkgevers, professionals in de (jeugd)zorg) alerter gemaakt op signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook krijgen zij duidelijke handelingsperspectieven.
Stoppen en duurzaam oplossen: beter zicht op de situatie stelt de betrokken partijen beter in staat gericht te werken aan een oplossing op maat voor alle betrokkenen: daders, slachtoffers en kinderen. De aanpak van daders is het meest succesvol, als er snel na het incident actie volgt. En als daarbij de situatie en veiligheid van het hele gezin meegewogen wordt. Dit doet het meest recht aan het leed van het slachtoffer en zorgt voor een effectieve opsporing en berechting. Voor het slachtoffer zijn er verschillende vormen van hulpverlening, therapie en training beschikbaar, die helpen het trauma te verwerken en weerbaarder te worden. Ook voor de kinderen die (direct of indirect) slachtoffer zijn van het huiselijk geweld is een palet van interventies ‘op maat’ ontwikkeld, die kunnen worden ingezet al naar gelang de aard en ernst van het geweld en de impact die dit op de kinderen heeft gehad. In elke casus wordt heel precies gekeken naar de juiste combinatie van maatregelen voor daders en slachtoffers die leidt tot een oplossing die het geweld doet stoppen en die ook duurzaam voor veiligheid zorgt.
Specifieke groepen: bijzondere aandacht is er in het programma voor specifieke doelgroepen, die extra kwetsbaar zijn, of voor wie een duurzame oplossing de inzet van meer specifieke expertise vergt. Bijvoorbeeld slachtoffers van seksueel geweld of eergerelateerd geweld, kinderen in kwetsbare opvoedsituaties, of van wie de ouders verwikkeld zijn in een ‘vechtscheiding’, en ouderen die te maken krijgen met mishandeling door kinderen of verzorgers.
De inzet van politie en justitie is in dit geheel van groot belang. Elke tien minuten rijdt ergens in Nederland een politieauto naar een incident van huiselijk geweld. Politie, OM, Reclassering, Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis moeten telkens de afweging maken wat in deze specifieke situatie het optimale samenspel is tussen opsporing en vervolging, bescherming en hulpverlening. Dit met het oog op de veiligheid van het slachtoffer en de aanpak van de dader. Een veilige situatie creëren na een incident van huiselijk geweld of kindermishandeling vormt de basis voor effectieve zorg en voorkomt recidive.
Belangrijk is dan ook dat politie, justitie en Veilig Thuis goed samenwerken in dit soort zaken. Om die samenwerking te versterken lopen er op dit moment verschillende initiatieven. Zo werkt Veilig Thuis aan een snelle, gerichte opvolging van politiemeldingen over huiselijk geweld of kindermishandeling, houden OM, Reclassering en Veilig Thuis samen een huiselijk geweld spreekuur in ZSM-zaken en werken politie en OM aan verbetering van de opsporing. Ook willen we een handelingskader maken voor de eerste 24 uur bij crisis, waarbij de verschillende partners niet langer na elkaar, maar naast elkaar werken.
De nieuwe, integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling komt tot stand op lokaal niveau. Zo dicht mogelijk bij slachtoffers, daders en hun netwerk. En in goede samenwerking tussen gemeenten, regionale en lokale zorgpartners, Veilig Thuis, politie en justitie. Dat maakt het mogelijk om verdachte situaties in een vroeg stadium te signaleren en snel en effectief in te grijpen, zodat de schade zoveel mogelijk wordt beperkt en de geweldsspiraal wordt doorbroken.