Tekst Machteld Scholten
Foto Rutger Rog
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voert jaarlijks in 50.000 zaken DNA-onderzoek uit. Dat levert zo’n 125.000 DNA-profielen op, die vaak doorslaggevend zijn in strafzaken. Daarnaast beheert het NFI de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierin worden de DNA-profielen van sporen, verdachten, veroordeelden en overleden slachtoffers opgenomen.
Lex Meulenbroek, DNA-deskundige bij het NFI legt uit: “Het DNA-proces begint met het zoeken en vinden van biologische sporen – op de zogenoemde ‘stukken van overtuiging’, zoals een mes of een kledingstuk - die mogelijk interessant zijn voor DNA-onderzoek. Vinden we die sporen, dan halen we daar het DNA uit. Dat DNA bekijken we op 23 plekken en vertalen we naar een getallencode. En dat is dan het DNA-profiel, dat uniek is per persoon. Zo’n DNA-profiel kunnen we vervolgens vergelijken met de profielen van de verdachte, het slachtoffer of andere betrokkenen in de zaak en met de profielen in de DNA-databank voor strafzaken. Als profielen overeenkomen, hebben we een match. Zo kunnen we personen en sporen aan elkaar koppelen.
Het NFI staat niet stil, we versnellen en automatiseren onze processen continu. Waar het proces van het verkrijgen en het vergelijken van DNA-profielen tot voor enkele jaren geleden een paar weken duurde, kan dat nu in veel gevallen in drie werkdagen en in spoedgevallen zelfs in drie uur. Alles om de politie zo snel mogelijk van informatie te voorzien. Want soms telt letterlijk elk uur.
Behalve dat we nu sneller en efficiënter profielen kunnen verkrijgen, maken nieuwe ontwikkelingen het mogelijk om meer informatie uit complexe DNA-profielen te halen. Nieuwe technologieën kunnen soms al direct na de toepassing hiervan resulteren in doorbraken in zaken. Als dat gebeurt, zoals in de zaak Anne Faber, dan is dat voor ons altijd weer een kippenvelmoment. Daar doen we het voor.”