Tekst Vincent Theunissen
Foto Vincent Theunissen (doosje buttons), René Verleg (portretfoto)
Op de dag dat PSV-icoon Willy van der Kuijlen overleed, in april van dit jaar, kon ik het niet laten om ’s avonds even op bedevaart te gaan naar mijn zolderkamer.
Op die zolderkamer liggen de relieken van een gelukkige jeugd opgeslagen in doorzichtige IKEA-dozen. Tussen allerlei Lego en Playmobil vond ik al snel het gedeukte doosje waarin ooit Quality Street-snoepjes zaten; maar dat sinds eind jaren ’70 tot een bijkans sacraal voorwerp is verworden. Het doosje bevat een verzameling buttons met afbeeldingen van de halfgoden van de Nederlandse voetbalvelden van die dagen. Willy zit eveneens in dat doosje.
De gekleurde speldjes kreeg je in aanloop naar het WK van 1978 in Argentinië gratis bij een multi-pack ijs van Campina. Ik moet mijn moeder (en de rest van het gezin) tot een soort ijswaanzin hebben gedreven in die zomer, want van de hele set van 23 missen in het doosje maar twee buttons; Johnny Dusbaba en de relatief onbekende Henk van Leeuwen belandden nimmer in de schatkist. Ik miste hen niet echt in de verzameling. Beiden ontbraken in de definitieve Oranjeselectie van het voor mij magische voetbaltoernooi (dat in retrospectief natuurlijk niet had mogen worden gespeeld; maar voor een kind van acht hadden de beelden van de junta van Videla en trawanten nog de onschuldige uitstraling van Kuifje en de Picaros).
‘Het bescheiden karakter van de introverte Van der Kuijlen botste met de grootstedelijke flair, bluf en branie van Cruijff’
Koningen uit Spanje
Ook Willy van der Kuijlen zou het WK van ‘78 niet halen. Sterker nog. De eeuwige topscorer van de eredivisie met 311 treffers (een record dat voor altijd in de boeken zal blijven) speelde ondanks zijn grote klasse nooit een internationaal toernooi met het Nederlands elftal. Het bescheiden karakter van de introverte Van der Kuijlen botste met de grootstedelijke flair, bluf en branie van met name Cruijff en in mindere mate Neeskens, die niet zelden op een voorkeursbehandeling mochten rekenen van bondscoaches.
“Daar hebben we de koningen uit Spanje”, zouden Van der Kuijlen en PSV-doelman Van Beveren ooit hebben geroepen toen de beide Johannen te laat voor een interlandtraining opdraafden. Deze incompatibilité d’humeur – ondersteund door het spreekwoordelijke gestook van de Amsterdamse Telegraaf – maakte dat het tussen de Eindhovense spelers en Oranje nooit meer goed zou komen.
Trouw aan Helmond
Van al deze zaken had ik natuurlijk als achtjarige geen enkele weet. Willy had zich met zijn onnavolgbare traptechniek, balbeheersing en een dodelijk schot in beide benen al voor eeuwig een plekje in mijn jongenshart gespeeld. En passant sportieve wraak nemend op de beide Johannen. Na eerder Widzew Lodz, Braunschweig en Magdeburg te hebben verslagen, rekenden Van de Kuijlen en zijn ploegmaats uit Eindhoven op weg naar de eindzege in de halve finale van het UEFA-cuptoernooi van ‘77/’78 thuis eenvoudig af met Barcelona.
Nooit was ik verliefder op een voetbalteam. Het PSV van dat seizoen was een hechte vriendenclub zonder kapsones. Met overwegend Brabantse jongens (aangevuld met wat andere provincialen uit de rafelregio’s van Nederland), die elkaar door en door kenden; zowel kwaliteiten als zwakheden. En die je bij wijze van spreken om de hoek kon tegenkomen. Van der Kuijlen bleef al die jaren, ondanks allerlei goudomrande buitenlandse aanbiedingen, zijn club en zijn Helmond trouw. Waar hij zich thuis voelde en gewoon als ’Willy‘ door het leven kon gaan.
Commercieel monster
Ik geloof sinds 1978 ook niet meer zo in bovennatuurlijke verschijnselen en voortekenen. Maar ergens was het wel symbolisch dat uitgerekend in de week dat Willy overleed, de loden zeppelin van de Super League na een rumoerig testvluchtje hard neerstortte. Het commerciële monster dat de laatste restjes ziel uit het Europese clubvoetbal wilde persen.
Clubvoetbal waarin het alleen maar draait om decadentie en ordinair winstbejag. Waarin bonden en sponsoren vooral bezig zijn het grootkapitaal zover mogelijk in toernooien te laten komen. Waarin we toestaan dat Spaanse clubs met enorme schuldenbergen gewoon jaar na jaar prijzen mogen winnen. Waarin sommige spelers salarissen verdienen met de budgettaire omvang van hele mooie en cruciale artikelen op onze VWS-begroting. Waarin jeugdige talenten als spiegeltjes en kraaltjes worden verhandeld. Of zich met alle roem en druk geen raad meer weten en vluchten in een donkere tunnel of zijweg van het leven.
Quality Street-doosje
Noem het valse romantiek. Maar ik verlang naar de woensdagavond, als je fris gedoucht na je eigen voetbaltraining de tv aanzette om Widzew Lodz, Braunschweig of Magdeburg in hun exotische shirts een net iets gerenommeerdere tegenstander uit Italië, Engeland of Spanje in de laatste minuut te zien verschalken. Ik denk dat Willy (als hij nog geleefd had) daar ongeveer hetzelfde over zou hebben gedacht.
Op de dag dat PSV-icoon Willy van der Kuijlen overleed, in april van dit jaar, kon ik het niet laten om ’s avonds even op bedevaart te gaan naar mijn zolderkamer en de buttons uit het gedeukte Quality Street-doosje te halen. Het imaginaire elftal dat ik op het logeerbed uitspreidde – met Willy centraal op het veld samen met Cruijff – had ons ongetwijfeld twee wereldkampioenschappen bezorgd. En ik bedacht me tegelijkertijd dat Van der Kuijlen ons niet meer van de oude littekens van twee toernooien kan genezen, maar dat de herinnering aan zijn bescheidenheid het toekomstige voetbal wel weer kan helpen gezond te worden. De juiste zorg op de juiste plek.