Tekst Sabina van Gils
Foto Arenda Oomen fotografie
Toen Paul Blokhuis begon als staatssecretaris, was hij beetje huiverig voor het hoge abstractieniveau. Als ervaren gemeentebestuurder had hij vaak direct contact met de mensen ‘voor wie hij het deed’. Hij bleef daarom zelden onder de Haagse stolp. “Ik heb mezelf weleens wethouder van Nederland genoemd: ik begin bij de persoonlijke verhalen, en vertaal die vervolgens naar de hele samenleving.”
Je ging vier jaar geleden van Apeldoorn naar Den Haag. Wat viel je op, die eerste dagen op het ministerie?
Wat direct opviel, was het warme bad; een enorm hartelijk welkom. Die warmte en hartelijkheid zijn tot de dag van vandaag gebleven. Verder voelde ik me overweldigd door de professionaliteit. Ik kreeg veel meer ondersteuning op allerlei vlakken: woordvoerders, social media-adviseurs, een auto met chauffeur en niet te vergeten enorm veel ondersteuning vanuit beleid. Natuurlijk, ik was wel wat gewend in Apeldoorn, maar hier in Den Haag was het allemaal net een maatje groter… Een ander opvallend ding, waren de stapels papier die ik opeens weer in mijn handen geschoven kreeg. Bij de gemeente was ik gewend aan een digitale afhandeling van stukken, hier kreeg ik weer ouderwetse printjes. Dat voelde als een stap terug. Ik vroeg meteen: kan dat niet anders? Kon niet, helaas.
Je staat bekend als iemand die zich inzet voor andere mensen, terwijl je in politiek Den Haag toch verder afstaat van de samenleving dan bij een gemeente. Vond je dat niet lastig?
Ik was inderdaad wat huiverig voor het hogere abstractieniveau, maar ook abstracte vraagstukken kunnen een gezicht krijgen, weet ik nu. Daar heb ik altijd voor gezorgd. Of het nou ging om Maatschappelijke Diensttijd of de Geestelijke Gezondheidszorg: ik ging steeds weer in gesprek met de mensen om wie het draaide. Ik heb mezelf weleens gekscherend de wethouder van Nederland genoemd: ik begin bij de persoonlijke verhalen, en vertaal die vervolgens naar de hele samenleving.
Welke ontmoeting heeft op jou grote indruk gemaakt?
In 2018, ik was ruim een half jaar staatssecretaris, ontmoette ik Femke Dubbeldam tijdens een bijeenkomst over dak- en thuislozen. Ze klampte mij aan, verdrietig en radeloos. Femke was net 20 jaar, haar leven lag in de kreukels. Ze had huisvesting nodig, maar kreeg die niet. Haar verhaal greep me aan; ze belichaamde voor mij de problemen waarmee jonge dak- en thuislozen kampen. Ik heb het niet bij die ontmoeting gelaten, maar Femke gevraagd voor een panel dat mij adviseert over het tegengaan van dak- en thuisloosheid onder jongeren. Ze loopt inmiddels regelmatig rond bij VWS en heeft weer een dak boven haar hoofd. Het gaat goed met haar, en daar ben ik blij om. Ik weet: een ministerie kan niet alle individuele problemen oplossen, maar als mensen echt vastlopen, moeten ze ook hier terecht kunnen.
Op welk onderwerp heb je de grootste successen geboekt?
Waar ik oprecht blij mee ben, zijn de flinke stappen die we de afgelopen jaren hebben gezet in het preventiebeleid. Niet wachten tot mensen ziek worden, maar leefstijl gerelateerde ziektes voorkomen. Het Preventieakkoord heeft daar een impuls aan gegeven. Ook de Maatschappelijke Diensttijd heeft een enorme vlucht genomen: meer dan 20.000 jongeren hebben hieraan al meegedaan, geweldig! Verder hebben we het toenemend aantal dak- en thuislozen weten af te remmen. Volgens recente cijfers van het CBS, is het aantal dak- en thuislozen – na jaren van groei – het afgelopen jaar met 10 procent gedaald. Geweldig! Overigens wel zuur dat er na jaren van stevige kritiek op onder meer sociale media, geen aandacht is voor dit goede nieuws.
Is negativiteit iets waarmee je moet leven als politicus?
Als ik alle berichten over mij op sociale media serieus zou nemen, zou ik geen oog meer dichtdoen. Gelukkig heb ik een aardig schild opgebouwd. En bovendien: wat op Twitter staat, is niet altijd representatief. Ik neem altijd een voorbeeld aan Mark Rutte. Die zegt: zolang de mensen me op straat begroeten, zal het wel meevallen.
Is dat ongefilterde commentaar op social media het minst leuke aan je baan?
Nou, wat ik weleens lastig vind, is dat het zo persoonlijk wordt. Niet alleen op social media, maar ook in Kamerdebatten. Keihard frontaal aanvallen, wat je ook zegt. Die verharding, dat vind ik wel één van de moeilijke dingen, ja.
Drie bewindspersonen op één ministerie. Werkte dat wel?
Natuurlijk! In het begin hebben we wat hobbels moeten nemen wat betreft de portefeuilleverdeling. We hebben wel een aantal ‘wie gaat hierover’-gesprekken gevoerd, daarna liep het goed. Hugo de Jonge was natuurlijk een constante factor, op Medische Zorg hebben we wat wisselingen gehad, maar ik had met iedereen een goede band: Hugo, Bruno, Martin en Tamara. We komen er samen altijd uit, ook als de dingen ingewikkeld worden. En trouwens: er is zo veel te doen, dat drie bewindspersonen geen overbodige luxe is!
Komen jullie ook bij elkaar over de vloer?
Nee, we komen niet op elkaars verjaardagen en gaan ook niet met elkaar op vakantie en we hebben alle drie onze eigen vriendenkring. Maar op het werk en tijdens borrels is het altijd gezellig; we zijn gewoon goede collega’s.
Kun je een hoogtepunt noemen van de afgelopen vier jaar?
Ik ervaar het elke dag als een voorrecht dat ik dit werk mag doen, in die zin zijn de afgelopen vier jaar een hoogtepunt geweest. Maar er zijn natuurlijk talloze hoogtepunten te noemen; de 1,3 miljard extra voor de jeugdhulpverlening die in mei is toegezegd, de grote persaandacht bij het lanceren van het Preventieakkoord, de successen bij de aanpak van dak- en thuisloosheid, het enthousiasme over de maatschappelijke diensttijd en de toegenomen vaccinatiegraad, om er maar een paar te noemen.
En een dieptepunt?
Het dieptepunt beleefde ik privé, maar heeft wel een enorme schaduw over mijn functioneren getrokken: het overlijden van onze lieve dochter Julia. Ik was net vier maanden bezig, mijn weg nog aan het vinden op het departement, toen het gebeurde. De grootste angst van iedere ouder is een kind verliezen. Ik dacht altijd: als het mij gebeurt, kruip ik weg. Dan ben ik er even niet meer. Ik ben dankbaar dat ik de veerkracht heb gevonden om toch weer aan de slag te gaan.
Oprecht, vriendelijk, geïnteresseerd, betrokken, grappig... Met die woorden word jij door anderen gekenmerkt. Heb je eigenlijk wel slechte eigenschappen?
Eh, hoeveel tijd heb je? Ik ben niet goed in mijn grenzen aangeven. Daar moet ik echt op letten. Door de coronacrisis ging de portefeuille Jeugdbeleid van Hugo naar mij. Ik zei er volmondig ’ja‘ tegen, het gevolg was dat ik soms niet met twee, maar drie tassen vol stukken naar huis ging. Gelukkig is de kwaliteit van het werk van VWS’ers hoog, toch lees ik vrijwel alles ook zelf, van A tot Z. Achteraf gezien moet ik misschien meer op hoofdlijnen sturen, dat zit er bij mij niet in.
Ben jij net zo positief over VWS’ers als zij over jou?
Zeker, het gevoel is geheel wederzijds. Ik ben enorm te spreken over het niveau en het denkvermogen van VWS’ers, en ook over hun vriendelijkheid en openheid. VWS staat bekend als het leukste ministerie, en dat klopt, denk ik. De werksfeer is hier heel fijn. Het enige waar ik mensen weleens op aansprak, is meer out of the box denken. Soms hoorde ik ‘ja maar zo zit het stelsel in elkaar’. Daar kan ik niks mee. We moeten mensen helpen, en als zij last hebben van het stelsel, is het aan ons om daar iets aan te doen. Wij zitten hier aan de knoppen.
Wat vind jij een typische VWS’er?
Iemand die de publieke zaak dient in de breedste zin van het woord, met oog voor naasten en kwetsbaren in onze samenleving. Dat zit hier heel diep in de genen. De meeste VWS’ers hebben een enorm inhoudelijke kennis, zijn vriendelijk, toegankelijk, empathisch, en hebben geen 9 tot 5 mentaliteit. En de mensen om mij heen zijn super-accuraat: ik heb ze op vrijwel geen fout kunnen betrappen. Ongelooflijk. Petje af daarvoor.
Welk advies geef je je opvolger?
Ga vol gas op het preventiedossier! De velden zijn wit om te oogsten, dus ga ermee aan de slag. Blijf je inzetten op het voorkomen van een toename van dak- en thuislozen, het zou zo zonde zijn om over een paar maanden terug bij af zijn. Blijf scherp op de wachtlijsten in de GGZ; ik ben optimistisch over de genomen maatregelen, maar er kan daar nog veel verbeterd worden. En tot slot: vergeet de ‘kleinere’ dossiers niet, zoals Maatschappelijke Diensttijd en Herdenken en Herinneren. Die zijn enorm belangrijk voor de samenleving.
Nog even over de kunstwerken op je kamer. Die trokken vaak de aandacht, heb ik begrepen.
Ha, ja! De portretten zijn van Roelof Rump, een sociaal fotograaf die twee groepen mensen fotografeerde: zij die het hadden gemaakt, en zij die kansen hadden gemist. Op mijn kamer hangen portretten van die laatste groep. Ze waren voor mij een dagelijkse reminder: hier doe je het voor. En de schilderijen zijn van Marius van Dockum. Ik houd enorm van zijn werk. Het is mooi, heeft vaak een maatschappelijke boodschap, maar dan wel met humoristische kwinkslag… Had ik al gezegd dat het Apeldoornse kunstenaars zijn? Tja, ik blijf toch en beetje chauvinistisch.
Je keert niet terug in het nieuwe kabinet. Wat ga je missen en wat zeker niet?
Iedereen die weleens een overleg met me heeft gehad, weet dat ik geen liefhebber ben van grote tassen met stukken waar je tot laat in de avond mee bezig kunt zijn. Dat onderdeel van het werk zal ik niet missen. Maar ik zie er tegenop om straks alle VWS-collega’s te moeten missen. Ik heb me vanaf de eerste dag in al het werk zeer gesteund gevoeld door hele goede, betrokken mensen. Alles wat er is bereikt in de afgelopen vier jaar was nooit gelukt zonder jullie tomeloze creativiteit, inzet en doorzettingsvermogen. Zowel professioneel als persoonlijk voelde het als een warm bad om samen met jullie op VWS te mogen werken. In het bijzonder na het verlies van onze dochter Julia in 2018 hebben we dat gevoeld en uiteraard zal ik het nooit vergeten.