Tekst Magda de Vetten
Foto Thomas Rijntalder
Twee intensieve weken lang werkte VWS-collega Thomas Rijntalder (Programmadirectie Nafase COVID-19) als arts op een medische post in Oekraïne. Vorige week keerde hij terug. Hoe heeft hij het ervaren?
Hoe gaat het met je?
“Ik ben gezond en wel. Je maakt zoveel mee dat ik niet weet waar te beginnen. Je leert veel mensen kennen, nieuwe plekken, andere manieren van werken. Het was een snelkookpan. Maar ik ben blij dat ik gegaan ben.”
Waar zat je?
“Wij verbleven als ‘vrijwillige artsen en verpleegkundigen’ in houten zomerhuisjes aan de Poolse kant van de grens. Elke dag reden we naar Oekraïne. Daar werkten we bij twee grensovergangen in een medische post: een gigantische tent.”
Hoelang was je in touw?
“We draaiden meestal shifts van twaalf uur. Door de wachttijden bij de grens was je per dag tot soms wel vier uur extra kwijt. Vooral aan de Poolse kant duurden de controles van paspoorten en onze ambulance lang; je verlaat oorlogsgebied en komt uit een niet-EU-land. Aan de Oekraïense kant waren ze maar wat blij dat we kwamen helpen. Elke dag kreeg ik twee stempels in mijn paspoort. Dat is nu aardig gevuld, haha.”
Hoe kwamen patiënten bij jullie terecht?
“Er stond langs de weg een pijl naar onze post. Daarnaast gingen tolken de touringcarbussen met Oekraïense vluchtelingen in om te vertellen dat zij bij ons medische hulp konden krijgen. Sommige mensen hadden een vraag over hun medicijnen, anderen waren hun pillen onderweg verloren. We konden ze meestal wel helpen. Er was een goed bevoorrade apotheek. De medicijnen kwamen uit allerlei landen: Nederland, Duitsland, Polen, Spanje en Oekraïne zelf. Wel waren sommige middelen twee jaar over de datum. Dan vraag je je af: waarom doneer je dat?”
Wat voor klachten hadden vluchtelingen?
“Erg verschillend. Hierbij kun je denken aan hoofdpijn, buikpijnklachten en urineweginfecties. Ook hebben we brandwonden verbonden. Soms hingen de klachten samen met stress, wat natuurlijk niet zo gek is. Het lastige is dat je elke patiënt maar één keer ziet, daarna gaan ze de grens over. In de artsenstudie leer je niet wat je moet doen als je niet voor een follow-up kunt zorgen.”
Wat maakt dat voor verschil?
“Je wilt weten of de behandeling aanslaat en of er bijwerkingen zijn. Onder normale omstandigheden zeg je bijvoorbeeld: bel ons als het middel niet werkt, dan zoeken we een ander antibioticum. Nu adviseerden we patiënten zo snel mogelijk een arts te zien nadat ze de grens over waren gestoken.”
Iets gemerkt van gevechten?
“Nee. Wel zagen we tijdens een nachtdienst bij de grens wapentuig Oekraïne binnenkomen. Een konvooi met artillerie. Het is inspirerend om te zien dat er steun wordt geleverd. Van de Oekraïense tolken heb ik veel geleerd over de situatie in het land en hun cultuur. Eén van hen had familie die uit Marioepol kwam. Door die persoonlijke verhalen kun je je beter inleven in wat er in het land gebeurt.”
Nog bijzondere dingen meegemaakt?
“Op een dag had ik keelpijn. In de spiegel zag ik twee golfballen in m’n keel. Tonsillitis, ontsteking van de keelamandelen. Ik heb toen lang geslapen en voelde me daarna goed genoeg om weer aan het werk te kunnen.”
Ben je al een beetje bijgekomen?
“Het was vermoeiend. Vooral de nachtdiensten hakken erin door het effect op je slaapritme. Ik heb het weekend erna bijgeslapen en toen ging het weer. Het is goed dat wij er waren. Mensen waren blij dat er hulp was. Ik heb er geen moment spijt van gehad.”