Tekst Magda de Vetten
Foto Kick Smeets
Een ruimte van 2 bij 6 meter op twee wielen: dat is de ideale plek voor Daphne Schelling, beleidsmedewerker Jeugd. Zij bivakkeert regelmatig in haar caravan met man Wim en zoon Oscar van 5. “Ik ben geen kampeerder die bij min 10 graden in een tentje zit.”
Wat is er leuk aan deze plek?
“In de caravan kom je los van alles. Lekker wakker worden in het groen met de vogeltjes om je heen. Al ga je er maar één nachtje met de caravan op uit: je bent lekker op vakantie. Er is geen wifi, dus de verleiding om continu te internetten is er niet, haha.”
Sinds wanneer hebben jullie de caravan?
“We kochten ‘m in coronatijd. In september 2020 kon je niet vliegen en toen hebben we er eerst eentje gehuurd. Dat beviel zo goed dat we twee weken erna bij de dealer stonden om een caravan te bestellen. Het regende veel in die vakantie, we kwamen er snel achter dat het ‘caravan-leven’ ook bevalt als het slecht weer is. En: dit is een van de weinige caravans die aan onze wensen voldoet. Wij zijn beiden nogal lang; bij het proefliggen in showrooms kwam ik vaak met mijn hoofd tegen de muur en mijn voeten tegen het raam. Dit is er een met een lang bed. En Oscar wilde graag in een stapelbed.”
Heb je er al veel mee getoerd?
“Vorig jaar zijn we er zeven keer mee weggeweest, weekendjes weg zoals met Pinksteren. Maar bij de meeste campings kun je pas vanaf drie uur ’s middags terecht en moet je op de dag van vertrek om twaalf uur weg zijn. Dan ben je soms meer aan het opbouwen en afbreken dan aan het genieten. Daarom hebben we dit voorjaar op deze camping in Baarn een seizoensplek gehuurd. We hoeven niets op te bouwen. Je komt en alles staat er. Het is gigantisch makkelijk.”
Altijd een kampeerder geweest?
“Van huis uit ben ik dat helemaal niet. In mijn kindertijd gingen we met het gezin een keer kamperen. Mijn moeder zag overal beestjes. ‘Dit nooit meer’, zei ze. Daarna huurden mijn ouders in de vakanties steeds een huisje. Later werkte ik als student op campings in Frankrijk. Toen heb ik het virus een beetje te pakken gekregen en sindsdien droomde ik van een caravan. Je ziet hoe leuk het kan zijn.”
Wat zie je dan?
“Op zo’n camping ontstaat een community feeling. Kinderen trekken met elkaar op. Dat is ook op deze camping: ’s morgens schieten de kinderen hun kleding aan en hop, daar gaan ze weer met z’n allen. Oscar is lekker bezig en vermaakt zich. En wij ook, met een boek. Dat is uniek als je een kind hebt! Het is fijn dat er niks hoeft. Soms gaan we erop uit naar een kasteel of een bezoekerscentrum. Maar Oscar zegt ook weleens: ‘Ik ben aan het spelen. Ik wil hier blijven vandaag.’ Je leert om ook eens niets te doen. Alles vertraagt op een camping. Thuis is er altijd wel een klus te doen of zet je de tv aan. Ik neem mijn werktelefoon ook bewust niet mee.”
Wat voor werk doe je bij de directie Jeugd?
“Ik houd mij bezig met kinderen met een levenslange en ‘levensbrede’ beperking. Ook beheer ik met een collega de dienstpostbus met vragen van burgers, ministeries en organisaties. De vragen variëren van: ‘Wat staat daarover in de wet?’ tot ‘Wat doe ik nu de gemeente mij geen persoonsgebonden budget wil geven?’. Ik doe mijn werk met liefde. Maar ik denk steeds: hoe kan ik het verbeteren? Mijn collega’s en ik zien heftige maatschappelijke dingen, zoals uithuisplaatsingen en vechtscheidingen. Om daar los van te komen, kijken wij op de camping niet steeds naar het nieuws.”
Geen fan van een tent?
“Ik ben geen kampeerder die in een tentje zit bij min 10 graden en met een wc-rol onder de arm naar het toilet gaat. We hebben in de caravan een wc waar je zelfs kunt douchen. Er is een grote koelkast, dus we kunnen zelf koken. Dat is heel fijn. Zeker met een voortent erbij heb je een grote leefruimte. Ook als het buiten hoost, kan Oscar languit liggend op de vloer met zijn auto’s spelen. Wim leest een boek en ik schilder of teken. Soms gaat alles aan de kant voor een spelletje.”
Dat kan toch ook in een vakantiehuisje?
“Als je in een huisje zit en het heeft geregend, dan blijf je binnen. Hier trekken de kinderen meteen hun laarzen aan en vliegen weer naar buiten. Eén zonnestraal en je doet je vest aan en gaat buiten uit de wind en in de zon zitten. De wanden van een caravan zijn ook minder ‘strikt’. Je kunt je niet voorstellen dat er in een huisje ineens een wildvreemd kind in de kamer staat dat vraagt of het bij je mag spelen. En je leert veel kampeerders kennen. Ben je in het toiletgebouw aan het afwassen, dan maak je gezellig een praatje. Heeft één kind dorst? Dan schenk je limonade in voor het hele groepje. De zoete inval is soms bij de een, dan bij de ander. En je houdt voor elkaar de kinderen in de gaten. Het is veilig.”
En wat vindt jouw moeder van dit kamperen?
“We vroegen mijn ouders een keer of ze mee wilden. ‘We hebben alles’, zeiden we. ‘Het is echt niet meer het kramperen van vroeger’. Mijn moeder vond het fantastisch. Dit jaar komen ze weer. Ze zei: ‘Het is dat we te oud zijn om zelf een caravan aan te schaffen, maar anders…’”