Tekst Magda de Vetten
Foto René Verleg

“Het was een gekkenhuis.” In de coronacrisis beleefden veel VWS’ers heftige tijden. Ook managementassistenten draaiden overuren. Aan het woord over hun coronatijd: Melissa de Ridder (directoraat-generaal Volksgezondheid) en Christien Jansen (destijds directie Publieke Gezondheid).

Portretfoto van Christien Jansen
Christien Jansen
Portretfoto van Melissa de Ridder
Melissa de Ridder

Melissa: “Na de eerste berichten over corona, moest ik de normale taken van de dg Volksgezondheid uit de agenda halen. Die moesten wijken voor spoedoverleg. Alles ging ad hoc; er was nog geen crisisstructuur. Eerst werden de DGV-taken twee weken uitgesteld. Maar al snel bleek dat daar helemaal geen tijd meer voor was.”

Christien: “Toen ik eind april 2020 bij VWS solliciteerde, was de vacature kort samengevat: we zoeken iemand voor vier maanden, zeven dagen per week, 24 uur per dag en zonder vakantieplannen. Het werd al snel langer. Het was hectisch. Er waren zóveel overleggen tegelijkertijd. De avond tevoren viel de beslissing wie naar welk overleg ging. Wij regelden dan dat collega’s op de juiste plek kwamen met de juiste stukken.”

Melissa: “De stukkenstroom was chaotisch. De ziekte haalde ons elke keer in. Wat de ene dag bedacht was, moest de volgende dag weer bijgesteld worden. Iedereen werkte dag en nacht. Steeds moest de nieuwe stand van zaken worden meegegeven aan directeur, dg of minister. Als een stuk uit de printer kwam, was dat vaak alweer gewijzigd. Dan kon je opnieuw beginnen.

De dg deed elke dag het Covid-overleg bij de minister-president met alle bewindspersonen. We hadden veel contacten met andere secretaresses, zoals van premier Rutte, NCTV, RIVM en LNV. We verzuchtten tegen elkaar steeds: ‘Heb jij het ook zo druk? Wat is het toch een gekkenhuis!’”

Christien: “Een beleidsmedewerker rende regelmatig op blote voeten door de gangen. Haar hoge hakken had ze uitgeschopt. Ik weet nog dat ik vorige zomer een keer zelf naar AZ holde met nieuwe maatregelensheets. De ministers zaten erop te wachten.

Mensen van het crisisteam waren als enigen op kantoor. Het pand was verder leeg. Dat schept een band maar gaf ook praktische problemen. De catering in De Resident was aanvankelijk gesloten. En er waren nog geen overeenkomsten met afhaalopties in de buurt. Maar collega’s moesten wel eten. Iedereen kwam zo laat thuis, dat ze geen boodschappen meer konden doen. Een directeur zei eens: ‘Ik heb geen schone overhemden meer.’ Hij had geen tijd om te wassen. Later ging de catering in De Resident wel voor ons open. Er kwamen lunches voor collega’s  op kantoor. Dat was echt fijn.”

Melissa: “Voor ons was het minder erg. Wij hoefden de stukken niet te schrijven. Ik werk drie dagen per week, maar je krijgt alle informatie mee via je mobiel. Je staat toch non-stop ‘aan’. Ook ’s avonds laat kwamen er mails binnen. Dan kreeg je om half 12 de vraag om een overleg te verzetten. We regelden vaak voor de dg een hotelovernachting als er weer een debat was tot diep in de nacht. En we verzorgden de briefjes met ontheffing voor de avondklok.”

Christien: “Of je moest bijvoorbeeld zorgen dat om twee uur ‘s nachts een taxi klaarstond om een collega naar huis te brengen.”

Melissa: “De publiciteit over VWS was zó negatief. Ik kon er niet meer tegen om naar het nieuws te kijken en naar de vele praatprogramma’s. Er waren ook familieleden en vrienden die anders dachten over vaccinaties. ‘Vrijheidsbeperking’, vonden ze. Ik ging de discussie niet met ze aan, maar dat maakte het wel lastig. Ik durfde bijna niet meer te vertellen waar ik werkt.”

Christien:  “Het was zó frustrerend. De oppositie zei bijvoorbeeld in een debat dingen die niet klopten of uit hun verband werden getrokken. Ook ik vertelde niet snel aan mensen uit mijn omgeving dat ik bij VWS werk. Dan gingen ze mij vertellen hoe we het wél moesten doen. Na acht maanden zaten we bij een digitale pubquiz na te praten met een groepje. Toen pas ging het gesprek over die zomer. Daar hadden we nooit tijd voor gehad. Er was nooit tijd om te vragen: is het gelukt vandaag?”

Melissa: “Ik zeg weleens: ik kan er een boek over schrijven. Maar nee, je kan er alleen een film over maken. Hoe hoog de druk was. Over de stress. De kritiek van buitenaf. Dat is met geen pen te beschrijven. Maar ook het familiegevoel met elkaar. Deze intense en bijzondere periode hadden we echt niet willen missen.”