Tekst Ingrid Brons
Foto Phil Nijhuis
Twee keer nieuwe plannen maken met bewindspersonen, een coronacrisis overleefd en tussendoor twee nieuwe programmadirecties opgezet. Ciska Scheidel, vertrekkend directeur Publieke Gezondheid, heeft in 5 jaar veel gedaan. En ja, natuurlijk verwacht ze straks opgeroepen te worden voor de Parlementaire Enquête. Maar daar maakt ze zich (nu nog) niet zenuwachtig over. “Ik ben trots dat publieke gezondheid meer in de picture staat.”
Wat vond je het leukst aan publieke gezondheid?
“Publieke gezondheid heeft continu uitdagingen. Dat is fantastisch! Het is ontzettend breed. De ene keer praat je over prenatale screening en preventie, dan over vaccinatie, dan over jeugdgezondheidszorg, dan over antibioticaresistentie. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Ook medische ethiek valt onder de directie. Daarom wilde ik zo graag bij publieke gezondheid gaan werken. Je hersenen worden steeds gestimuleerd iets anders te doen. Mijn opdracht was ook: breng publieke gezondheid wat meer op de voorgrond. Bij VWS krijgen de curatieve en langdurige zorg van oudsher meer aandacht. Maar dat is nu echt anders. En daar ben ik trots op. We zijn van zorg naar gezondheid gegaan. Ik zeg weleens gekscherend dat er een crisis voor nodig was om publieke gezondheid meer in de picture te brengen. Maar vóór COVID was het al redelijk gelukt. Nu moet de directie dit ‘window of opportunity’ wel blijven benutten. Dat doen we hoor. Kijk maar naar de aandacht voor preventie, pandemische paraatheid, vaccinatie, screening. Nou ja, ook hier geldt: zo kan ik nog wel even doorgaan.”
Hoe was dat tijdens corona? Had je nog wel tijd voor al die onderwerpen?
“Even wat minder. Ik heb de crisis geleid van januari 2020 tot en met september 2020, vanaf eind maart 2020 samen met mijn duo-directeur Henri van Faassen. In de zomer hebben we de programmadirectie COVID-19 opgezet, waarvan Henri directeur werd. Vervolgens ben ik heel even weer ‘alleen’ directeur Publieke Gezondheid geweest. Alhoewel ik nog wel de Tijdelijke wet maatregelen deed. Niet veel later werd ik directeur COVID-vaccinaties. Toen werd publieke gezondheid waargenomen. Die vaccinaties heb ik tot eind februari 2021 gedaan. Zodra ik een mooie lijn zag ontstaan, vond ik het welletjes. Ik had meer dan een jaar midden in de crisis gewerkt. Het was tijd voor een stapje terug.”
Hoe was werken in de crisis voor jou persoonlijk?
“Nou, ik ben acht kilo aangekomen. Niet omdat ik méér at, maar anders. Voor corona nam ik altijd een salade bij de lunch, nu kregen we broodjes. En ’s avonds warm eten. Maar zonder gekheid: je zat om 8 uur ’s ochtends op kantoor achter je bureau en ging om 12 uur ’s nachts naar huis. Ik ontbeet niet altijd, want ik had geen tijd om boodschappen te doen. In de tijd van de wc-rollengekte heeft een vriend een pakket wc-papier gebracht bij VWS. Zodat ik thuis niet zonder kwam te zitten. Henri en ik hadden afgesproken dat ik de zaterdag ‘vrij’ had en hij de zondag. Dan kon ik bijvoorbeeld even mijn ouders en wat vrienden bellen en een wasje draaien. Toen ik de coronavaccinaties ging doen, werd het nog erger. Daar was ik echt zeven dagen per week non-stop mee bezig. Maar op een gegeven moment vond ik dat niet meer kunnen richting mijn familie en omgeving. Dan ga je vrienden verliezen. Wat ook wel gebeurd is. Maar ik denk dat meer mensen dat is overkomen.”
Toen heb je even vrij genomen?
“Daar zag ik zo naar uit! Maar het viel ontzettend tegen. Het was midden in de lockdown en de avondklok. Ik kon niet ontspannen omdat er niets te ontspannen was. Ik kon nergens heen. Toen heb ik maar een verbouwing gedaan.”
Was het fijn om na al die hectiek weer ‘gewoon’ directeur te zijn?
“Weet je, zo’n crisis is eigenlijk best overzichtelijk. Het is heel eendimensionaal, je doet gewoon de crisis. De directie leiden is veel complexer. Zoals ik al zei, publieke gezondheid heeft veel en ook nog interessante onderwerpen. Er was zoveel te doen en er was opeens die ‘window of opportunity’. Dat geeft mij energie. En we hebben de programmadirectie Pandemische Paraatheid opgezet en vervolgens ingezet op de organisatieontwikkeling van mijn eigen directie. Dat moest wel, want we hadden opeens twee nieuwe programmadirecties naast ons. Dan moet je bekijken hoe je je tot elkaar verhoudt. Zwaar, maar ontzettend leuk.”
Dus weer geen reguliere werktijden.
“Ik werk nooit acht uur per dag. Hoewel, ik heb het één keer een tijdje geprobeerd. Maar ik merkte al snel dat je dan alle krenten uit de pap mist. Dan ga je inboeten op naar dingen toegaan, werkbezoeken bijvoorbeeld. En, zeer belangrijk, op persoonlijk contact. Ik heb laatst weer twee keer lesgegeven, bij de NSPOH. Zo leuk! Maar je bent er wel driekwart dag mee kwijt, exclusief voorbereiding. Van dat soort dingen krijg ik ontzettend veel energie. Bovendien is het heel nuttig om jeugd- en infectieziekte-artsen te vertellen over het werk van VWS. Zodat ze begrijpen hoe beleid wordt gemaakt. Als het goed is heeft het dus een grote spin-off. Ik hoop dat ik dat volgend jaar nog een keer mag doen…”
Wat ga je eigenlijk doen nu?
“Dat weet ik nog niet. Ik wilde heel graag iets anders, maar ik had geen tijd om rond te kijken. Daarom ga ik bij ABD Interim aan de slag. Ik zie dat als een tussenstap, maar wel een hele interessante. Het kan voor twee maanden zijn of twee jaar en in de tussentijd ga ik rustig naar een niet-rustige job uitkijken. Want het is niet zo dat ik wegga omdat het te druk is geweest. Ik ben gewoon toe aan een nieuwe uitdaging. En dat moet wel iets met coördineren zijn, want dat vind ik het allerleukst. Ik ben trouwens een van de laatsten van het coronacrisisteam op managementniveau waar VWS in 2020 mee begon die het schip verlaat. Jaap van Dissel zit er natuurlijk nog wel.”
Maar voor de Parlementaire Enquête kom je nog even ‘terug’?
“Ik verwacht wel opgeroepen te worden voor een verhoor. En dan zal ik naar eer en geweten vertellen wat ik gedaan heb in die periode. Maar het begint al aardig lang geleden te worden. Sommige dingen weet ik nog exact, maar niet alles meer tot in detail. Wat dat betreft is het jammer dat je niet met elkaar mag praten van tevoren. Ik snap het wel hoor, stel dat je onderling afspraken maakt. Maar bij mij komen dingen juist weer boven als ik er met collega’s over praat. Zo werkt het brein.”
En wat verwacht je van de Parlementaire Enquête?
“Dat vind ik een moeilijke vraag. Ik hoop dat ze ervan willen leren. Hoe lastig dat ook is. Het is allemaal zo veelomvattend. Dat zie je al bij de rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Daarin zijn keuzes gemaakt, het is maar een klein deel van de werkelijkheid. En lukt het de commissie om met de bril van toen te kijken? Of doen ze het met de bril van nu? Hoe dan ook, ik ga me er nog niet zenuwachtig over maken. Dat is verspilde energie. Dat komt wel als ik straks achter dat tafeltje zit. Maar ik heb mijn best gedaan en mijn leidinggevenden en de bewindspersonen waren tevreden. En ik denk zelf ook dat ik de job redelijk goed geklaard heb.”