Tekst Nicole van Rooij
Foto René Verleg Hoofdfoto: Bas Kijzers
Ambtenaren van VWS krijgen nogal eens kritiek te verwerken vanuit ‘de samenleving’, waarbij het ministerie fungeert als Kop van Jut. Raakt dit de VWS’ers?
Remco van Ravenswaaij
“Als ik eerlijk ben, hoor ik niet veel kritiek vanuit de samenleving en de media op VWS. Ik was dan ook verbaasd dat dit een onderwerp zou zijn in vws#Dia. Ik snap wel dat het leeft, soms gebeurt er wel eens iets waarvan ik denk: dat we dat in Nederland met elkaar durven te doen... Maar over het algemeen is mijn beeld heel positief. Ik vertel altijd met trots dat ik bij VWS werk. Wij maken een verschil in de samenleving. Mijn omgeving is ook geïnteresseerd in wat ik hier doe; als er kritiek is op VWS, zijn ze daar niet zo van onder de indruk. Ze gaan vooral het gesprek aan over wat er in het algemeen op politiek vlak speelt en dat zijn interessante discussies. Ik werk hier nog niet zo lang, maar het is mij wel opgevallen dat doordat ik bij een ministerie werk, ik opeens de aandacht heb van mensen. Die gebruik ik om mijn positieve beeld door te geven en vooroordelen weg te halen. Wij zijn ook maar mensen die ons best doen. Een ministerie is niet veel anders dan een bedrijf: ook wij moeten producten leveren. Alleen is onze filosofie niet winst, maar de samenleving.”
Eelaha Wali
“De kritiek die voorbij komt kan best heftig zijn. Iedereen werkt zo hard bij VWS en heeft alleen maar goede intenties; daar wordt soms volledig aan voorbij gegaan. Persoonlijk raakt de kritiek mij niet. Ik vind dat iedereen een eigen mening mag hebben en uiten. Hoe dat gebeurt is een keuze: je doet het respectvol of niet. Dat zie ik ook in mijn omgeving en maakt dat ik mij soms niet comfortabel voel om bijvoorbeeld te vertellen dat ik mij met corona bezighoud. Zolang iemand respectvol iets vraagt of ter discussie stelt, vind ik het prima om vragen te beantwoorden of processen toe te lichten. Van dat soort kritiek of discussies kunnen we iets leren. Ik vind het belangrijk dat de stemmen uit de samenleving worden meegenomen, zij zijn de eindgebruikers van ons beleid. Maar dan is het ook belangrijk om inzicht te geven in hoe dat beleid tot stand komt, waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. Ik heb het idee dat de overheid soms nog best onbereikbaar is voor de gemiddelde Nederlander, kijk bijvoorbeeld naar de begrijpelijkheid van debatten. Nederland is een mooi land met mooie verschillende soorten mensen en culturen. Dat moet voor iedereen toegankelijk zijn. Misschien een ideaalbeeld, maar wel iets waar we naartoe moeten blijven werken.”
Henk Nouwens
“Ik zie als informatiespecialist bij Kennisplein veel kritiek voorbij komen en probeer daar beroepsmatig zo neutraal en inhoudelijk mogelijk naar te kijken. Hoewel het niet altijd even prettig is, hoort het er nu eenmaal wel bij. Het is de leefwereld van de burger; we moeten de positieve én negatieve signalen binnenhalen, verwerken en gebruiken voor verdiepende reflectie. Alleen zo behouden we het contact met de burger. De kritiek raakt mij dan ook niet diep. Ik heb altijd die feitelijke bril op om de zaken eruit te halen waarmee VWS aan de slag kan. Mijn opvatting is: ik ben een dienaar, geen bediende. Een ambtenaar verzorgt ook tegenspraak, dat is waar je van leert en hoe je waarde creëert. Die opvatting vertaal ik dagelijks naar mijn werk. En dat is ook de manier waarop ik met mijn omgeving over het werk bij VWS spreek. Ik ben loyaal en trots, maar schuw de kritische noot niet. Dit leidt meestal tot interessante inhoudelijke gesprekken, waar mensen mij tot op de dag van vandaag nog steeds voor weten te vinden. Ik denk dat het vooral belangrijk is ons te realiseren dat ons werk mensenwerk is, dat roept emoties op. Het gaat erom dat VWS vervolgens de regie pakt om die emoties, die beleving, op de juiste manier weer in toekomstig beleid te verwerken.”
Nienke Edelenbos
“De mate van kritiek op VWS vind ik wel meevallen. Ik ben zelf een wandelend reclamebord voor VWS; ik ben heel trots dat ik hier werk en geef aan alles wat wij doen een positieve draai. Dat laatste is een kwestie van durven. De mensen om mij heen zijn ook altijd geïnteresseerd in hoe het er hier aan toe gaat. Negatieve reacties heb ik nooit gehad, tenzij je een gekscherende ‘Wat is het weer een zooitje hè?!’ meetelt. Laatst las ik: vroeger wees je naar God of het noodlot, nu naar de overheid. En zo voelt het ook. Het is makkelijk om te wijzen zonder dat je weet wat er precies gebeurt. Hier werken óók mensen met gevoel, die het goede willen doen. Burgers weten meestal niet wat er aan de totstandkoming van beleid vooraf gaat. Hoeveel moeite achter de schermen wordt gedaan om tot een zo breed mogelijk gedragen resultaat te komen. Dat mag wat mij betreft zichtbaarder worden. De overheid is voor veel mensen nog ongrijpbaar; een politieke carrousel. We moeten dat wat we als VWS’ers al voelen, de warmte en het gevoel aan de samenleving te willen bijdragen, op de een of andere manier ook aan de burger duidelijk weten te maken.”