Tekst Linda Hilhorst en Vincent Theunissen schrijven om en om over hun beslommeringen bij het ministerie.
Foto René Verleg

Ik kan het eigenlijk niet beter formuleren dan de zinnen die het taskforcerapport De Juiste Zorg op de Juiste Plek in 2018 al in de inleiding gebruikte: “De nadruk ligt nog te vaak op iemands beperkingen, op zijn specifieke aandoeningen, en de medische behandeling daarvan. We lijden collectief aan een medicaliserringssyndroom”.

Vincent Theunissen
Vincent Theunissen

Ook als het gaat om neurodiversiteit plakken we op de minder gangbare breinen te vaak een medisch label. Of het nu autisme, ADHD, hoogsensitiviteit of andere aspecten betreft die net iets minder doorsnee zijn. In het te bijzonder maken van eigenschappen schuilt niet alleen het risico van onnodige stigmatisering. Maar ook het gevaar van het onvoldoende benutten van potentie.

In plaats van eigenschappen als stoornissen te zien, moeten we veel meer leren de kracht van verschillen te benutten. Dat andere breinen ook andere talenten meebrengen die onmisbaar zijn in het toekomstbestendiger maken van organisaties. Dat juist diversiteit complementariteit én evenwicht binnen teams kan brengen. Iets met geheel en som der delen. 

Ik moest daar laatst opnieuw aan denken toen er allerlei ophef ontstond rondom de romans van Roald Dahl. Het liet me opnieuw realiseren waarom iconische kinderverhalen en daarmee samenhangend dierenfabels ons juist vaak zulke waardevolle levenslessen mee kunnen geven. Dergelijke vertellingen tonen niet zelden hoezeer uiteenlopende karakters duurzame en solide relaties kunnen aangaan.

Mijn persoonlijke favoriet in dat genre is na al die jaren nog steeds de Fabeltjeskrant: een poppenserie uit het begin van de jaren ’70 waarin verteld wordt over het wel en wee van de bewoners van het Grote Dierenbos. Waarbij iedere aflevering wordt afgesloten met een moralistische les (en een nachtgroet voor de kleintjes) van Meneer de Uil.

Voor de moderne kijkbuiskinderen wellicht onbekend en in elk geval ietwat gedateerd. Maar voor mij nog steeds een fraai voorbeeld van hoe personages met hun eigen aardigheden, tekortkomingen en bijzondere vermogens er samen de schouders onder kunnen zetten. Om problemen op te lossen. Of tegenslag te overwinnen.

Immers: bont of veren, het maakt allemaal niet uit in de Fabeltjeskrant. In het Grote Dierenbos leven alle dieren van verschillende pluimage samen. De een houdt van muziek, de ander van stilte. De een is snel, de ander niet zo. En als je een beetje door de karikaturen van de personages heen kijkt, zie je allerlei neurotypen voorbijkomen.

Tegelijkertijd toont de tv-serie ook dat neurodiversiteit geen probleem hoeft te zijn om elk avontuur tot een goed einde te brengen. Van de ongeduldige ADHD’er Zoef de Haas tot de vreedzame, hypergevoelige barman Bor de Wolf, die vanwege stemmingswisselingen soms naar het Enge Bos vlucht. Iedereen heeft uiteindelijk zijn plekje en zijn bijdrage in het verhaal.

En als de karakters elkaar toch nog net niet helemaal kunnen vinden, is daar altijd nog een portie beukennoten en een glaasje grenadine om de laatste plooien glad te strijken. De dieren leven uiteindelijk niet alleen in goede verstandhouding, maar letten ook nog eens op hun gezondheid. Zoals het hoort.