Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra
Milieu Centraal laat consumenten zien wat zij zelf kunnen doen. De stichting werd in 1998 opgericht door het toenmalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), om als onafhankelijke voorlichtingsorganisatie huishoudens te voorzien van de juiste informatie. Milieu Centraal heeft zich ontwikkeld tot een kenniscentrum voor duurzaamheid in het dagelijks leven en werkt met onderzoekers, een wetenschappelijke raad en communicatiespecialisten. Elk onderzoek resulteert in voorlichting en een advies aan consumenten. Het doel is om hen te gidsen en te inspireren, óók op het gebied van circulariteit.
Ika van de Pas is directeur van Milieu Centraal. Deze stichting formuleert onafhankelijke adviezen voor consumenten, over hoe zij kunnen bijdragen aan een circulaire economie.
“Consumenten spelen een grote rol bij de transitie naar een circulaire economie. Zij beslissen of en wat ze kopen, hoe ze die spullen gebruiken en wat er uiteindelijk mee gebeurt. Uit onderzoek van ons zelf en andere partijen, blijkt dat 65% zich zorgen maakt en dat 1 op de 3 mensen hier bewuster mee om wil gaan. Maar dat vertaalt zich nog niet in grootschalig duurzaam handelen.” Wat daarvoor nodig is, weet Ika treffend te omschrijven: alle standaardinstellingen in de omgeving van de consument moeten op groen staan. Winkels, banken, stadsinrichting… alles moet erop gericht zijn de consument de juiste keuze te laten maken. “Denk aan de waterbesparende douchekop in de schappen van de bouwmarkt”, geeft Ika als voorbeeld. “Vermeld daar luid en duidelijk bij dat je er energie mee bespaart. En maak er een aanbieding van. Of ga nog een stapje verder en zeg als bouwmarkt: wij stoppen met de verkoop van douchekoppen die geen water besparen. Dat kan met voeding natuurlijk ook. Als supermarkten besluiten om alleen nog maar duurzame vis te verkopen, gebeurt er echt iets.”
Luid en duidelijk
Naast de groene seinen is nog iets anders nodig: een masterplan vanuit de overheid. “Het kabinet moet de urgentie aangeven. Bij corona bleek dat ook mogelijk: het is menens en er moet nu iets gebeuren. De pandemie was urgent en dat is de klimaatverandering ook. Als het voor het klimaat beter is dat wij met zijn allen spullen hergebruiken, minder vlees eten en minder vliegen, dan moet de overheid dat luid en duidelijk verkondigen. Daarnaast moet er een luisterend oor zijn voor de zorgen van burgers. Welke belemmeringen ervaren zij bij het maken van de duurzame en circulaire keuze? Onderzoek dat, neem het serieus en stem daar je communicatie op af. Met gerichte interventies, gebaseerd op kennis van gedrag, maak je meer impact dan met grote algemene voorlichtingscampagnes.”
Milieu Centraal merkt dat veel consumenten circulariteit vereenzelvigen met recyclen. Daarom leggen de adviezen de nadruk op stappen die daaraan voorafgaan. “Vooral op het gebied van spullen en kleding valt veel winst te behalen. Wij proberen mensen te inspireren om hun eigen R-ladder te maken. Begin met Refuse: koop niets als je het niet nodig hebt en koop geen wegwerpartikelen. Vervolgens zijn er Reduce, het lenen en delen van spullen, Reuse, Repair, Refurbish en Remanufacture. Pas daarna beland je bij Recycle.”
Geen one-size-fits-all
Met de eigen website en via sociale media bereikt Milieu Centraal 20.000 tot 30.000 mensen per dag. Ook naar deze personen is onderzoek gedaan: ze komen uit alle lagen en segmenten van de samenleving. Maar hoe bereik je de mensen die minder openstaan voor milieubewust consumeren? “Wij doen onderzoek naar doelgroepen, hun belemmeringen en drijfveren. Vervolgens kijken we op welke specifieke kanalen wij hen tegen kunnen komen. Als het gaat over kleding en jongeren, maken wij bijvoorbeeld gebruik van influencers op sociale media. In het geval van het gebruik van herwasbare luiers gaat het uiteraard om jonge ouders. Dat is een onderwerp met enorm veel milieu-impact en een duidelijke doelgroep. Dus daar kunnen we dan heel gericht op te werk gaan. Die moeite moeten wij met zijn allen op alle deelgebieden willen nemen. Er is geen one-size-fits-all aanpak.”