Circulaire Economie 2021-2023

Circulaire Economie 2021-2023

Deze printvriendelijke versie bevat niet de volledige inhoud van het online magazine, maar alleen de teksten en een beperkte selectie foto´s. Het hele online magazine met alle foto´s, video´s en multimedia kan worden bekeken op:
https://magazines.rijksoverheid.nl/ienw/circulaire-economie/2021/01

Nog een tip voor het geval u het magazine wil printen: Heeft u een Windows-computer en bekijkt u het magazine met het programma Chrome? Dan adviseren we u voor het afdrukken alleen gebruik te maken van het zogenoemde dialoogvenster (Ctrl+P).

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Leeswijzer

Foto Tineke Dijkstra

In dit magazine vindt u de samenvatting van en interviews uit  het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2021-2023.
Er zijn 10 interviews opgenomen met mensen die door hun werk en persoonlijke motivatie een gezicht geven aan de transitie naar een circulaire economie. Daarbij is aan elk van hen gevraagd een zin af te maken: “Voorts ben ik van mening dat...”.

“Voorts ben ik van mening dat Carthago vernietigd moet worden.” Met deze woorden sloot de Romeinse senator Cato steevast zijn redevoeringen af, om het even over welk onderwerp die gingen. Deze tactiek komt voort uit de gedachte dat dingen die belangrijk zijn, voortdurend herhaald moeten worden.

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Samenvatting

Foto Tineke Dijkstra

Naar een circulaire economie

In een circulaire economie gaan we efficiënter en zorgvuldiger om met grondstoffen, materialen en producten. We zijn daardoor minder afhankelijk van de winning en productie van nieuwe grondstoffen en materialen. Veel van de natuur- en milieuproblemen zijn in de kern te herleiden tot een verspillende omgang met grondstoffen. Door de transitie naar een circulaire economie kunnen we een belangrijke bijdrage leveren aan vier grote maatschappelijke opgaven 1: CO2-reductie, biodiversiteit, verbetering van lucht-, water- en bodemkwaliteit en leveringszekerheid van grondstoffen. 
Het kabinet heeft zich ten doel gesteld om in 2030 een halvering van het gebruik van grondstoffen te bereiken en in 2050 een volledig circulaire economie te hebben. 
 

1. PBL policy brief ‘Mogelijke doelen voor een circulaire economie’, juli 2021,

Resultaten afgelopen jaar

Sinds de start van het Rijksbrede programma Circulaire Economie in 2016 is de basis gelegd voor de transitie naar een circulaire economie. Dat is ook te zien aan de schat aan concrete resultaten die het afgelopen jaar zijn behaald. In de actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie zijn daarvan voorbeelden te vinden, zoals de Denim Deal. In deze Green Deal is onder andere afgesproken dat de ondertekenende merkeigenaren en detailhandelaren door samenwerking in de waardeketen in de komende drie jaar drie miljoen denim jeans produceren waarin 20% post-consumer recycled 2 katoen is verwerkt. Een ander voorbeeld is de Krachtenkaart Circulaire Economie, waarop de provincies hun ambities voor circulaire economie presenteren. Het blijft belangrijk dat transitiestromen provinciale en internationale grenzen over kunnen gaan. Dat vraagt samenwerking in uitvoering, regelgeving en verdere ontwikkeling van circulariteit. Een derde voorbeeld is het programma CIRCO, dat bedrijven en ontwerpers stimuleert tot het circulair ontwerpen van hun producten en diensten. Medio 2021 hebben 1000 bedrijven een CIRCO Track gedaan, waardoor bedrijven worden geholpen met een concrete circulaire businesspropositie voor hun product, installatie, constructie of dienst.

2. Post-consumer recycled materiaal is materiaal dat door de eindgebruiker(s) voor onbepaalde tijd voor het beoogde doel is gebruikt en afgedankt en daarna is gerecycled, waardoor de vezels weer toegepast kunnen worden in nieuwe producten.

Integrale Circulaire Economie Rapportage

Uit de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), de Publieke Waarde Scan, de aanbevelingen van de Reflectiegroep Circulaire Economie en de Rode Draden van het Versnellingshuis Nederland Circulair! blijkt dat het fundament voor de transitie naar een circulaire economie gelegd is. Een volgende fase vraagt om een scherpere visie, intensivering van beleid, meer ‘drang en dwang’ en een heldere rolverdeling. Daarmee kunnen de grondstoffentrends omgebogen worden, de milieu-impact verminderd worden en wordt de leveringszekerheid van grondstoffen geborgd.
Het kabinet heeft in de kabinetsreactie d.d. 21 mei 2021 3 aangegeven de aanbevelingen te herkennen. Door inzet op het gebied van heldere doelen en verantwoordelijkheden, reguleren en beprijzen, marktontwikkeling en kennis en innovatie wil het kabinet een circulaire economie bevorderen.

Deze actualisatie is tot stand gekomen in de context van een demissionair kabinet en beschrijft daarom wat binnen de huidige kaders en met de huidige middelen mogelijk is aan inzet. De eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage van het PBL maakt duidelijk dat er meer nodig is om onze ambities waar te maken. De keuzes voor eventuele beleidsintensivering zijn aan het volgende kabinet.

3. Kamerstukken II 2020/21, 32 852, nr. 157.

Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2021-2023

De actualisatie biedt een overzicht van ontwikkelingen op het gebied van circulaire economie, nieuw te starten activiteiten en laat de voortgang zien van reeds lopende activiteiten binnen het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie. Aan het Uitvoeringsprogramma wordt vanuit vijf transitieagenda’s, tien dwarsdoorsnijdende thema’s en de regio inzet geleverd. Dat gebeurt met projecten die waardevolle ervaringen en lessen opleveren voor rijksbeleid en een juiste instrumentenmix.

Het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie kent een jaarlijkse actualisatie. In deze editie ligt de focus op drie thema’s:

  1. Hoger op de R-ladder en meer aan de voorkant van de keten en het product
  2. Systeemverandering van lineair naar circulair
  3. Impact door focus op de grondstoffenstromen

Om grondstoffengebruik verder te verlagen en te zorgen voor maximaal waardebehoud, moet de focus naar de voorkant van de productieketen verschuiven. Hierbij is het bijvoorbeeld nodig om in te zetten op andere circulariteitsstrategieën, zoals hergebruik, circulair ontwerp, delen, lenen en reparatie. Het eerste thema vormt dan ook, evenals vorig jaar, een leidraad voor activiteiten vanuit het Uitvoeringsprogramma. De City Deal circulair en conceptueel bouwen aan de bouwopgave, gesloten door gemeenten, provincies, Rijk, bedrijfsleven en kennisinstellingen, richt zich onder andere op biobased bouwen en conceptueel en industrieel bouwen. Woningen worden voor een groot deel gebouwd met hernieuwbare materialen, of in de fabriek gebouwd en op de bouwplaats in elkaar gezet. Dit zorgt voor een kortere bouwtijd, hogere woningkwaliteit, minder emissies en minder afval en transportbewegingen.
Een andere activiteit binnen dit thema is het Icoonproject Convenience Gap. Nieuwe spullen zijn makkelijker aan te schaffen dan tweedehands. Er is sprake van een zogenaamde convenience gap of ‘gemakskloof’. Om circulariteit te stimuleren zou het goed zijn als consumenten meer meubels en andere gebruiksartikelen als tweedehands aanschaffen. Dit past ook bij de hoogste treden van de R-ladder, zoals refuse en reduce. Uit gesprekken met onder andere IKEA, de kringloopwinkel en Ahrend, is gebleken dat het overbruggen van de gemakskloof een van de kernpunten dient te zijn van een aanpak om de verkoop van tweedehands meubels te stimuleren.

Het uitgangspunt van het tweede thema is dat een lineaire economie fundamenteel anders is dan een circulaire. Dat vraagt dus om een ander systeem waarvoor bijvoorbeeld nieuwe businessmodellen, financiering, en wet- en regelgeving voor producten en gebruik nodig zijn. Een voorbeeld hiervan is dat financiële barrières voor de transitie naar een circulaire economie moeten worden weggenomen. Samen met InvestNL en de financiële sector wordt, als onderdeel van het Platform voor Duurzame Financiering van DNB, gewerkt aan het creëren van een gelijk speelveld voor circulaire initiatieven en wordt een meetsysteem (metrics) ontwikkeld om inzicht te krijgen in circulariteit van bedrijven.

Het derde thema, ‘Impact door focus op de grondstoffenstromen’, komt voort uit de ICER en de policybrief ‘Mogelijke doelen voor een circulaire economie’ van het PBL. Het PBL laat zien dat het vooral belangrijk is om te kijken naar die grondstofstromen met het meeste effect op klimaat, biodiversiteit, vervuiling en leveringszekerheid. Dat zijn niet per se de grondstofstromen met de grootste omvang.
Het PBL geeft aan dat de effecten van grondstoffengebruik het meest effectief kunnen worden aangepakt op het niveau van productgroepen. Dat maakt het namelijk mogelijk om zicht te krijgen en te sturen op het grondstoffengebruik en de milieueffecten over de gehele levensduur, in de gehele productieketen. Effectdoelen voor productgroepen bieden bovendien vaak een beter handelingsperspectief voor in de keten betrokken partijen om het grondstoffengebruik aan te passen of de milieu-impacts te verminderen. Er is inmiddels een gezamenlijk traject gestart om per productgroep de doelen te concretiseren en uitvoeringsplannen te maken. Begin 2022 zal dit gereed zijn. Besluitvorming over de doelen en de uitvoeringsplannen is aan het nieuwe kabinet.

En hoe verder?

De afgelopen jaren is de aandacht voor circulaire economie fors toegenomen. Ook de internationale erkenning van de circulaire economie is gegroeid; kijk alleen maar naar de EU Green Deal en het EU Actieplan Circulaire Economie. We zien overal mooie praktijkvoorbeelden. Dat is belangrijk want zo raakt het bredere publiek beter bekend en betrokken bij de circulaire economie. Er ontstaan overal innovatieve startups, burgerinitiatieven en vernieuwende ideeën. Veel meer dan in de actualisatie van het UPCE – laat staan in deze samenvatting – staat. Samenwerking tussen overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties, binnen ketens en met burgers is daarbij de sleutel tot succes. Deze actualisatie zet weer een nieuwe stap binnen de huidige kaders. Het PBL geeft in de ICER duidelijk aan dat intensivering van beleid nodig is. Het is tijd voor opschaling en versnelling: minder vrijwilligheid en meer dwang en drang. Het fundament is gelegd voor een volgend kabinet om die intensivering vorm te geven.

Deze samenvatting is onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2021-2023.

Ilse van Eekeren (NS)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Van treinvloer naar tafeltennistafel

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

Het is een staaltje circulair ondernemen waarvan de cijfers je doen duizelen: NS moderniseert 656 treinrijtuigen van 20 jaar oud, verlengt zo hun levensduur met nogmaals 20 jaar, hergebruikt daarbij 99% van de materialen en redt 40 miljoen kilogram aan grondstoffen. Van alle materialen komt 85% ‘als nieuw’ terug in de gemoderniseerde treinen, 14% krijgt een bestemming elders. Een voorbeeld van dat laatste: oude treinvloeren, die in 20 jaar 5.7 miljoen kilometer gereisd hebben en 44 miljoen voeten hebben gedragen, beginnen een tweede leven als onder meer tafeltennistafels, meubilair en een keukenblok op het NS-hoofdkantoor in Utrecht. 

Deze enorme impact was voor Ilse reden om dit moderniseringsproject van NS op te geven voor de Circular Award. “Daarnaast wilde ik laten zien dat circulair ondernemen wél kan. En inspireren. Want als dit met treinen lukt, moet het toch met alle bedrijfsmiddelen kunnen? Waardevolle materialen verdienen een tweede leven. Die visie wil ik met zoveel mogelijk partijen delen, in de hoop het ook buiten ons bedrijf op te schalen.” Wat daarbij zal helpen, is dat de aanpak van NS meer dient dan alleen het circulaire doel. “Het is een snoeiharde business case. Het moderniseren van treinen betekent dat je oude rijtuigen niet hoeft af te voeren en geen nieuwe hoeft te kopen. Deze werkwijze is dus niet alleen goed voor de planeet, maar ook voor de portemonnee. En voor onze werkgelegenheid.”

Kan niet bestaat niet

NS is in 2016 gestart met het moderniseren van deze dubbeldekkers. De teller van hergebruik binnen en buiten de treinen staat nu op 99%. Ilse: “Daar zijn we heel blij mee, maar we gaan voor de 100%.” Dat vergt flinke wat werk en het overwinnen van hobbels, zo bleek eerder in het project. De thermoharde composieten treinwanden waren bijvoorbeeld niet recyclebaar. “Die gingen tot dan toe naar de stort. Dat vonden we echt niet meer oké. Dus als er nog geen techniek bestaat om materialen te recyclen, dan ontwikkelen wij die zelf. Voor deze treinwanden hebben we dat samen gedaan met Hogeschool Windesheim. Nu is ook dat materiaal herbruikbaar. Dat geldt dan uiteraard voor alle thermoharde composieten die in de wereld vrijkomen. Zo zetten we mondiale stappen. Het doel is een 100% circulaire wereld.” 
Die wereld zit niet te slapen. Want de vooruitstrevende circulaire aanpak van NS heeft veel internationale treinvervoerders naar de moderniseringswerkplaats in Haarlem gelokt. Daar kijken zij, net als Nederlandse vervoersbedrijven, hun ogen uit. Tot vreugde van Ilse, want ze gelooft zeker op dit gebied sterk in kennisdeling. Inmiddels zet NS volgende stappen. “Wij hebben circulaire specificaties opgesteld voor de aanschaf van nieuwe treinen. Deze schalen we nu Europees op, want je wil niet alleen in Nederland circulaire treinen. Op het moment dat je ontwerpt en inkoopt, bepaal je hoe circulair je product is en of je in de toekomst afval gaat hebben. En dat wil je gewoon niet meer. Je wil materialenpaspoorten en sturen op circulair ontwerpen en circulair materiaalgebruik.”  

Geloven en doorpakken

De circulaire koek is bij NS nog lang niet op. Ook 45 jaar oude treinen worden nu “geoogst”. Zo maakt Productontwerper Ceriel Lucker luidsprekers van 45 jaar oude treinspeakers en vloeren. En via opnieuw.nl is kantoormeubilair te koop, gemaakt van instaptredes en treinplafondplaten. Ook zet NS  honderden oude treinramen in voor eigen bouwprojecten, zoals een fietsenstalling bij station Eindhoven en een werkplaats in Leidschendam. Hoe krijgen Ilse en haar collega’s het allemaal voor elkaar? “Het is een kwestie van ergens in geloven en doorpakken. Ik heb bijvoorbeeld met 200 bedrijven gesproken voordat ik met Enz-Remake de oplossing vond voor hergebruik van onze treinvloeren. Het vergt dus nogal wat. Daarom ben ik zo blij met de Circular Award. Het geeft ons energie om volgende circulaire stappen te zetten. De award staat nu in de treinmoderniseringswerkplaats in Haarlem, uiteraard op een circulaire sokkel gemaakt van instaptredes en treinvloeren.”

Björn Aarts (Rabobank)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Circulair ondernemen tegen de stroom in

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

Financiering speelt een belangrijke rol bij de transitie naar een circulaire economie. Want hoe solide een plan voor circulair ondernemen ook is, de uitvoering vormt een verhaal apart. Zonder geld lukt het niet. De Rabobank richtte daarom drie jaar geleden het Circulair Ondernemen Desk op. Het aantal vragen en financieringen laat sindsdien jaarlijks een verdubbeling zien.

Zwemmen tegen de stroom in. Zo omschrijft Björn zijn inspanningen om circulariteit vooruit te helpen. “Iets maken van fossiele grondstoffen, het vervolgens gebruiken en uiteindelijk weggooien. Dat systeem hebben we in meer dan honderd jaar opgebouwd. Boekhoudkundig worden bezittingen afgeschreven naar nul en daarmee ‘waardeloos’. In een circulaire economie behoudt alles juist haar waarde en worden materialen blijvend ingezet. Het vraagt om een systeemverandering. Dat is altijd lastig. Mensen moeten anders naar dingen kijken, ook binnen onze bank. Dat vergt nogal wat, want het is nieuw, onbekend en de regelgeving is er vaak niet op toegesneden. Wat je daarom vaak hoort, is: het kan niet. Dus elke keer als ik de bank binnenloop, denk ik: hoe kan het wel?”

Betrokkenheid afnemers

Dat Björn en zijn collega’s vaak een antwoord vinden op die vraag, blijkt uit de vele circulaire initiatieven van Raboklanten die de afgelopen jaren zijn gefinancierd. Twee voorbeelden zijn PolyStyreneLoop (recycling van polystyreen schuim) en PeelPioneers (verwerking van sinaasappelschillen). Hoe lastig is dit voor banken? “De prognoses voor circulair ondernemen zijn positief. Maar in de praktijk is er vaak geen marktacceptatie, en zeker geen gelijk speelveld. Circulaire producten zijn vaak duurder dan producten die gemaakt zijn van primaire grondstoffen. Ook is er onbekendheid met nieuwe technieken. Dus is er in de business case extra inspanning nodig om aan te tonen dat iemand op het circulaire product zit te wachten. In de gevallen dat dit lukt, is vaak sprake van een ketensamenwerking waarbij de betrokkenheid van afnemers verzekerd is.” 
Björn is nationaal en internationaal betrokken bij initiatieven om de omstandigheden voor de financiering van circulair ondernemen te verbeteren. Bijvoorbeeld via de werkgroep Circular Metrics van De Nederlandsche Bank en het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat, via de World Business Council for Sustainable Development en via Europese samenwerkingen. “Een belangrijk doel is om dezelfde taal te spreken en circulariteit meetbaar te maken. De transitie is kostbaar, dus je wil zeker stellen dat je ondernemingen financiert die daadwerkelijk circulair zijn. Het geld moet niet op de verkeerde plek terecht komen.”

Basisvoorwaarde

Samenwerking is er ook met de concurrentie. Met ABN AMRO en de ING bracht de Rabobank zelfs een gezamenlijke richtlijn uit over de financiering van circulaire bedrijfsplannen. Björn: “Het is één grote reis, die je samen moet afleggen. Het is belangrijk om dezelfde taal te spreken en ervaringen te delen. Tegelijkertijd kun je met elkaar blijven concurreren. Dat houdt je scherp en zorgt ervoor dat je beter wordt. Sterker nog: ik zou mij er niet comfortabel bij voelen als wij de enige waren die onze nek uitstaken voor circulair ondernemen.”
Björn prijst zich gelukkig met zijn rol. “Aan de ene kant houd ik mij bezig met wat de circulaire economie nou precies is en hoe we daar als bank en sector mee om moeten gaan. Maar aan de andere kant kom ik ook bij ondernemers over de vloer. Dan bespreken we hun plannen, waar zij tegenaan lopen en wat wij als bank kunnen doen.” Circulair ondernemen, zo verwacht Björn, wordt op termijn een basisvoorwaarde voor de financiering van ondernemersplannen. “Maar het is wel nodig dat meer partijen de potentie en noodzaak gaan zien van circulair produceren en consumeren. Nu moeten we het vaak nog per casus bevechten. Circulariteit moet meer mainstream worden.”

Timmy de Vos (E-waste Race/Textiel Race)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Kinderen als ambassadeurs in de E-waste Race

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

De E-waste Race is een wedstrijd tussen scholen om zoveel mogelijk elektronisch afval op te halen bij mensen uit de buurt. Geen gek idee, als je bedenkt dat 50% van het elektronisch afval momenteel niet wordt ingezameld. Alle metalen en materialen die daarin zitten, komen dus niet terug in de keten. Ze moeten opnieuw gewonnen of geproduceerd worden, en vergroten nodeloos de druk op de planeet. Timmy de Vos begon de E-waste Race in 2014. Inmiddels nemen per jaar 330 scholen deel, die een half miljoen kilo elektronisch afval inzamelen. Ook is er nu een Textiel Race en gaan er E-waste Races van start in diverse Duitse steden.

Enige tijd geleden stond Timmy met een ander initiatief, E-waste Arcades (spelcomputerkasten van gerecycled materiaal) op een evenement in Amsterdam. ‘Kennen jullie ook de E-waste Race?’, vroeg een bezoekster. Haar kind had eraan meegedaan met zijn school, en een krantenknipsel daarvan hing nog altijd op het toilet bij haar thuis. “Prachtig natuurlijk”, vertelt Timmy. “Vooral omdat die deelname van haar kind al van twee jaar eerder stamde. De E-waste Race blijft letterlijk en figuurlijk bij mensen hangen. En dat is precies de bedoeling. Het inzamelen van elektronisch afval door de kinderen is belangrijk, maar minstens zo belangrijk is hun bewustwording en het gedrag dat daaruit moet volgen. Als wij bij hen de juiste snaar raken, heeft dat een enorm effect. Ze praten erover met hun ouders, hun opa’s en oma’s en hebben het erover op sociale media. Ook genereert het aandacht van lokale en landelijke media.”

Blijven herhalen en gemakkelijk maken

Het enthousiasme van onbevangen kinderen opent de ogen van vele volwassenen. Dat is hard nodig. Timmy heeft sinds 2014 gezien dat de aandacht voor duurzaamheid op scholen in de breedte is toegenomen. Steeds meer onderwerpen, zoals klimaatverandering en plastic soep, komen in de klas ter sprake. Maar de problematiek van elektronisch afval blijkt nog altijd minder bekend. “Ik hoop dat het inslijt, zoals dat ook met glas is gebeurd. Dat betekent dat we de boodschap moeten blijven herhalen. Maar we moeten het, met alle betrokken partijen, ook gemakkelijk maken. Misschien ligt het niet voor iedereen even voor de hand om met de oude elektrische tandenborstel een ritje naar de milieustraat te maken. Het doel is dat mensen dat toch gaan doen. Kinderen vormen daarvoor ideale ambassadeurs. Zij zijn er enorm goed in om anderen te enthousiasmeren.”

De Circular Award Public 2021

De toenemende aandacht op scholen voor duurzaamheid en initiatieven zoals de E-waste Race zetten zoden aan de dijk. Toch ziet Timmy ruimte voor volgende stappen. “Binnen ons project werken kinderen in een team. Ze leren hoe ze met elkaar doelen kunnen bereiken, hoe je gebruik kan maken van elkaars kwaliteiten, hoe je creatief kunt zijn en hoe belangrijk samenwerking is. Dat zijn vaardigheden die je bij klassieke onderwijsmethodes niet opdoet. Ik zou graag zien dat daar meer ruimte voor komt. Daarmee leer je kinderen namelijk om samen het verschil te maken. Precies wat we nodig hebben om door te bewegen naar een circulaire economie.”
Ondertussen timmert Timmy met zijn team verder aan de weg. Via een franchise gaat de E-waste Race van start in Berlijn, Hamburg en Lünen. Ook bestaat er nu een Textiel Race. Dat alle inspanningen niet onopgemerkt blijven, blijkt uit de toekenning van de Circular Award Public 2021. “Daar zijn we heel blij mee. In het circulaire wereldje krijgen onze klanten zoiets echt wel mee. Dat helpt ons om nog meer gemeenten, scholen en leerlingen aan te haken bij de E-waste Race.”

Eline Oudenbroek en Janneke Leenaars (Interface)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Klimaatvriendelijke innovatie van de tapijttegel

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

Het hoofdkantoor van Interface bevindt zich in Atlanta, Georgia (Verenigde Staten) maar de productielocatie en het hoofdkantoor voor Europa staan in Scherpenzeel, Gelderland. Hier worden tapijttegels gemaakt die hun weg vinden naar onder meer hotelketens en kantoren. Sinds oprichter Ray Anderson in 1994 besloot om de aarde en het klimaat centraal te stellen in de bedrijfsvoering, werkte het bedrijf aan ‘Mission Zero’. In 2019 werden de successen gevierd: zo hebben tapijttegels gemiddeld 76% minder CO2-impact dan in 1996. Daarnaast zijn alle producten van Interface over de gehele levenscyclus CO2-neutraal. De volgende stap is ‘Climate Take Back’. Het streven is om in 2040 een CO2-negatieve onderneming te zijn, waarbij het bedrijf meer CO2 uit de atmosfeer haalt dan uitstoot. Recente innovaties zijn de eerste C02-negatieve tapijttegels (‘cradle-to-gate’) en de biocomposiet tapijtrug.

“Vorige maand zagen we na 65 jaar de laatste truck met bitumen ons fabrieksterrein oprijden.” Eline laat het bijna terloops vallen. Maar het gaat hier om een behoorlijke mijlpaal, namelijk de uitfasering van een fossiele grondstof. Bitumen is het petrochemische materiaal dat gebruikt werd voor de onderzijde van traditionele tapijttegels. Interface is erin geslaagd om dit te vervangen door een biocomposiet tapijtrug. De circulariteit van tapijttegels van Interface stijgt hiermee van gemiddeld 62 naar 85 à 90% biobased en gerecycled materiaal. “De nieuwe biocomposiet rug is een concreet voorbeeld van onze hogere circulaire waarde strategie”, aldus Janneke. “Die correspondeert mooi met de bovenzijde van de R-ladder. Met ‘Refuse’ zien we af van een fossiele grondstof. Met ‘Rethink’ zijn we gaan omdenken en via materiaal-technische innovatie uitgekomen op het gebruik van hernieuwbare en circulaire grondstoffen. Doel van onze circulaire productinnovatiestrategie is onder meer om minder grondstoffen te gebruiken, afval te voorkomen en CO2-uitstoot te reduceren.” 

Terugname oude vloertegels

Het beleid van Interface is erop gebaseerd om bij de product-opbouw zoveel mogelijk CO2-arm en circulair te werken. Dat is wat Eline en Janneke ‘de keuze nu’ noemen. Zij vinden het jammer dat overheidsbeleid vooralsnog recycling achteraf als voornaamste uitgangspunt heeft, en hergebruik van een product onderwaardeert. Zo stuit Interface op meerdere hobbels in het streven naar circulariteit. “We hebben een terugnameprogramma, voor tapijttegels die aan het einde van hun gebruiksduur zijn. Veel klanten zijn bereid om de moeite te nemen en de kosten te dragen voor het sorteren, netjes opstapelen en transporteren van hun oude tegels voor hergebruik. Maar de goedkopere en gemakkelijkere route trekt ook aan hen; het weggooien in de container. Het zo hoogwaardig mogelijk in de kringloop houden van tapijttegels als product (versus verwerking door recycling, of verbranding) kan gestimuleerd worden als er een verschuiving van belastingen zou plaatsvinden. Belast arbeid, in dit geval om tegels te sorteren en te stapelen, minder. En belast het gebruik van ‘virgin’ petrochemische grondstoffen zwaarder.”

Producentenverantwoordelijkheid

Voor de inkoop van materialen hanteert Interface een gedragscode waarbij leveranciers, maar ook de leveranciers van leveranciers, beoordeeld worden op onder andere hun mate van circulariteit. Daarnaast werkt het bedrijf samen met tal van partners en organisaties zoals The Dutch Green Building Council, UN Global Compact en de overheid. Eline: “Eén van de onderwerpen is het productpaspoort. Als je zoals wij als producent je verantwoordelijkheid neemt, moet je ook aan kunnen geven waarvoor je verantwoordelijk bent. Maar zoiets moet wel gebeuren vanuit wetgeving die voor de hele vloeren-branche geldt. ” Janneke: “We zien momentum rondom circulariteit en de CO2-voetafdruk, zeker in de gebouwde omgeving. Veel partijen willen stappen zetten en doen dat ook. Maar als we echt willen doorpakken, moet er nog wel aan enkele wet- en regelgevingsknoppen gedraaid worden. Anders blijft er teveel ruimte om het anders te doen dan duurzaam en circulair.”

Guido Braam (Powered by Meaning)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

“De transitie naar de circulaire economie is een snoepwinkel voor de ware ondernemer.”

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

Van betekenisvol ondernemen het nieuwe normaal maken. Dat is het doel van Powered by Meaning. Het bedrijf bewandelt daarbij twee paden. Met ‘Route Circulair’ helpt het andere bedrijven om de juiste impact te maken. Daarnaast richt het zich op het oplossen van systeemfouten, bijvoorbeeld in de vastgoedsector. De praktijk waarbij eigenaren investeren, snel winst maken en weer verkopen moet vervangen worden door een model waarbij eigenaren aanblijven. Dan houden ze immers belang bij een duurzame waarde van hun vastgoed en het gebruik van circulair bouwmateriaal. Het onderstreept Guido’s verwondering over het huidige economische systeem, waarbinnen het normaal gevonden wordt dat materialen en grondstoffen hun waarde verliezen.

Toewerken naar een ‘nieuw normaal’ is nogal een ambitie. Voor Guido is het, na ruim tien jaar inzet voor de transitie naar een circulaire economie, niet minder dan vanzelfsprekend. “Als je eenmaal ziet hoe vreemd het huidige systeem is, wordt het onmogelijk om het niet meer te zien.” Dat geldt op dit moment nog niet voor iedereen. Wat is er voor nodig om circulariteit concreet waar te maken? “De transitie naar een circulaire economie doorloopt een ontwikkeling. In het begin maakten omdenkers zoals Thomas Rau duidelijk waar het om draaide en waarom het urgent was. Toen begon de fase van onderzoek: wat is er nodig voor de verandering? Daarna zijn zaken uitgeprobeerd en blijkt er van alles mogelijk. Nu begint het echte spel: circulariteit moet de standaard worden. Ondernemers spelen daarin een grote rol, want zij moeten circulaire producten en diensten ontwikkelen. De daarvoor benodigde investeringen willen zij best plegen. Maar daar zijn twee voorwaarden aan verbonden: voorspelbaarheid en urgentie. Die urgentie zie je nu al in enkele sectoren optreden, onder andere in de bouw waar bepaalde grondstoffen schaars zijn. Bij voorspelbaarheid spelen opdrachtgevers, waaronder de overheid, een belangrijke rol. Stel dat de overheid bepaalt dat bij de woningbouwopgave minstens een x-percentage circulair tot stand moet komen, dan verschaft dat ondernemers de zekerheid waarop ze kunnen investeren in circulaire producten.”

Meer dan de markt

In de coronacrisis ziet Guido de bevestiging van het belang van een aanwezige overheid. “Sturing geven aan wat belangrijk is voor de bevolking; dat is gewoon nodig als je stappen moet zetten. Of het nu gaat om het bestrijden van een pandemie of de verandering van ons economische systeem. Wat dat laatste betreft is er lang geloof geweest in het liberalisme. Dat verschuift nu. De maatschappij is meer dan de markt.” 

Snoepwinkel

Er is dus een rol weggelegd voor de overheid en voor bedrijven. Guido weet er zelf alles van. “In Nederland ben ik denk ik één van de pioniers. Daarom is de Circular Hero award een mooie erkenning. Ondertussen struikel ik voort. Het is nieuw, niemand weet precies hoe het allemaal werkt binnen de circulaire economie. Als je vooraf wil weten of het lukt, werkt dat verlammend. Het is daarom een kwestie van uitproberen, ervan leren en een nieuwe stap zetten. En van motivatie. Als ondernemer heb ik groei meegemaakt, in aantallen werknemers en omzet. Maar op een gegeven moment merk je dat je verdieping mist in je werk. Waarom sta je zo vroeg op om hard te werken, en ga je pas laat weer naar bed? Welk probleem wil je oplossen? Mensen als Herman Wijffels, met zijn verhaal over de balans tussen economie en ecologie, hebben mij geïnspireerd. Maar circulariteit is niet alleen urgent; het is ook enorm interessant. Het biedt een kans om te innoveren. Het opent de deur naar mogelijkheden om de grondstoffenschaarste op te lossen, maar ook problemen op het gebied van klimaat en biodiversiteit. De transitie naar een circulaire economie is een snoepwinkel voor de ware ondernemer.”

Aniek Moonen (Jonge Klimaatbeweging)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

“Ik zie een wereld waarin wij andere prioriteiten stellen.”

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

De Jonge Klimaatbeweging (JKB) bundelt de stemmen van meer dan zeventig jongerenorganisaties, om het Nederlandse klimaat- en duurzaamheidsbeleid te beïnvloeden. De achterban bestaat daarmee uit circa 100.000 jongeren van 16 tot en met 32 jaar, afkomstig van stad en platteland, werkend en studerend van MBO tot WO. De JKB haalt doorlopend input bij hen op. Dit vertaalt zich onder meer in de Jonge Klimaatagenda, die beschrijft hoe Nederland er volgens de jongeren in 2050 uit moet zien. 
 

“Het is gek dat keuzes over de toekomst gemaakt worden door mensen die daar grotendeels geen deel van zullen uitmaken.” Aniek legt de vinger onomwonden op de zere plek. “Als jongeren zijn wij afhankelijk van een oudere generatie die de deur voor ons op een kier wil zetten. Gelukkig gebeurt dat steeds vaker. Want de huidige beleidsmakers kunnen er echt iets aan hebben als jongeren meepraten. Wij kunnen unieke oplossingen aandragen, omdat we minder gevormd zijn door het leven en minder last hebben van ingesleten gewoontes. Mobiliteit verduurzamen doordat uiteindelijk iedereen een elektrische auto voor de deur heeft staan? Jongeren hoeven helemaal geen eigen auto. Laten we vervoersmiddelen delen. Dat is veel duurzamer.”

JKB on Tour

De Jonge Klimaatagenda geeft duidelijk weer hoe jongeren de economie anno 2050 voor zich zien. “Aan de productiezijde willen we een systeem dat draait op gesloten kringlopen, waarbinnen afval niet meer bestaat. Aan de consumptiezijde moet ‘kopen-kopen-kopen’ getransformeerd worden tot ‘delen-lenen-huren’. Gedeeld gebruik staat centraal in de circulaire economie. Wat ik zelf voor mij zie, is een wereld waarin wij andere prioriteiten stellen. Niet koste wat het kost zoveel mogelijk verdienen, maar koste wat het kost inzetten op welzijn voor mens en natuur.”
De JKB beperkt zich niet tot de eigen achterban. De organisatie zoekt ook jongeren op die maatschappelijk misschien wat minder betrokken lijken. “We hebben het Jonge Klimaatpanel opgezet. Inmiddels 1.500 individuele jongeren vullen elke maand een korte vragenlijst in over thema’s zoals klimaatverandering en circulariteit. Daarnaast hebben we ‘JKB on Tour’. Met vrijwilligers toeren we langs MBO’s om daar het gesprek aan te gaan.”

Drang en dwang

Resulteren de inspanningen ook in een gedragsverandering onder jongeren? Aniek: “Wij zijn geen onderzoeksbureau, dus dat is moeilijk te zeggen. Wel merken wij dat steeds meer jongeren zich zorgen maken. Maar het ontbreekt soms aan handvatten om echt iets te doen. Dat merkte ik zelf ook toen ik op vakantie ging. Ik wilde niet naar Frankrijk vliegen, maar met de trein gaan. Dat blijkt dan ingewikkeld om te boeken, en nog een stuk duurder ook. Een ander voorbeeld: mijn strijkijzer ging stuk. Graag zou ik het voor reparatie terugsturen naar de fabrikant, maar dat kan niet. Het zou veel gemakkelijker moeten zijn om het duurzame gedrag te vertonen. Uit onze panels en onderzoeken blijkt dat jongeren vinden dat de overheid veel meer sturend zou moeten optreden.” Aan de eerste deelname aan het Bestuurlijk Overleg Circulaire Economie hield de JKB het gevoel over dat er wel wat meer drang en dwang bij de transitie mag komen kijken. “We zijn erg blij dat we hier mogen aanschuiven, want dat vormt een erkenning van het jongerenbelang. Maar het onderwerp heeft nog niet de urgentie die het moet hebben. Neem nou het doel om in 2030 een economie te hebben die voor 50% circulair is; wat betekent dat nu concreet voor een baksteenfabrikant, of een fabrikant van plastic verpakkingen? En als je kijkt naar het huidige regeerakkoord, werden er in 2017 daar slechts drie zinnetjes aan de circulaire economie gewijd. We zullen snel concretere subdoelen nodig hebben om handvatten te bieden aan grondstofverbruikers. Momenteel is het nog  een doel- en beleidsarm onderwerp. Dan kun je niet aan jongeren verkopen dat de transitie naar een circulaire economie een prioriteit is voor de overheid. We moeten echt versnellen met zijn allen, en de overheid moet er veel steviger op gaan sturen. Wees bijvoorbeeld niet bang om producenten te verplichten om spullen te maken die reparabel zijn. Als je een doel voor ogen hebt, moet je ook daadkrachtig durven zijn.”

Thomas Rau (RAU Architects/Turntoo)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

8 miljard kansen op verandering

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

De circulaire duizendpoot. Zo kun je Thomas Rau gerust noemen. Als architect bouwde hij in 2011 het eerste circulaire gebouw in Nederland. De voorlopige kroon op dat deel van zijn werk was in 2019 de oplevering van het hoofdkantoor van Triodos, het eerste volledig ‘remontabele’ gebouw ter wereld. Daarnaast bedacht hij het materialenpaspoort en het Madaster (het kadaster voor materialen), lanceerde hij in 2018 bij de Verenigde Naties de Universele Rechten van de Materialen, schreef hij samen met Sabine Oberhuber het boek ‘Material Matters’, geeft hij lezingen en adviseert hij bedrijven over circulaire verdienmodellen. Prikkelende uitspraken schuwt hij niet, evenmin als originele antwoorden. 

Vraag Thomas het gebouw te noemen dat op hem in circulaire context de meeste indruk maakt, en hij verwijst naar de architectuur van een muziekstuk: de ‘Mondscheinsonate’ van Beethoven. “Bij de presentatie van het Madaster in 2017 heb ik een pianist gevraagd dat stuk in reguliere versie te spelen, maar ook achterstevoren. Mijn achterliggende gedachte was dat de traditionele economie eenrichtingsverkeer is. Alles gaat vooruit. Maar als wij circulair willen zijn en materialen willen hergebruiken, moeten we processen ook in achterwaartse richting doordenken. De ‘Mondscheinsonate’ in achterwaartse versie liet horen hoe mooi dat kan zijn. Mensen die erbij waren laten mij nog steeds weten hoezeer hen dat geraakt heeft. En dat zal een echte verandering richting circulaire economie ondersteunen. Je moet mensen niet overtuigen, maar raken. Dan krijg je ze mee.”

Van roofbouw naar oogst

Thomas werd zelf ‘geraakt’ toen hij in 2010 voor de tweede keer roodvonk kreeg. “Een kinderziekte op je 50e, dat is vreemd. Mijn huisarts zei: dat komt omdat je met je leven nog altijd niet doet wat je wil.” Sindsdien is hij onvermoeibaar voorvechter van de circulaire economie. Vanuit zijn werk met RAU Architects en adviesbureau Turntoo laat hij zien dat je op vele manieren een rol kan spelen in een nieuw economisch systeem. Welke beroepen of sectoren zouden de handschoen ook moeten oppakken? “Het gaat niet om groepen, maar om het systeem. We moeten veranderen van roofbouwmaatschappij in een oogstmaatschappij. Letterlijk iedereen speelt daarin een rol, van autohandelaar tot architect en van tegelzetter tot tandarts. Het gaat om een mindset, die vervolgens weerspiegeld wordt in ons handelen. Eén partij heeft een cruciale rol. Dat is de overheid. Die moet moreel wenselijk gedrag van burgers en bedrijven stimuleren en faciliteren met wetgeving. Vervolgens zal de markt doen wat mogelijk is. De markt doet nooit uit zichzelf wat nodig is, daar is regulering voor nodig. Daarom ben ik blij met de Circular Hero Award die ik begin 2021 mocht ontvangen. Het duidt erop dat de circulaire economie nu fundamenteel op de overheidsagenda staat.”

8 miljard kansen

Veel activiteiten van Thomas richten zich op het hergebruik van materialen. In het door hem mede opgerichte materialenkadaster Madaster staat inmiddels 7,2 miljoen m² gebouwoppervlak aan materialen geregistreerd. Die kunnen allemaal hergebruikt worden. “Dat is belangrijk”, zegt hij, “omdat de aarde een gesloten systeem is. Alle materialen zijn eindig. Ze vormen een limited edition. We moeten ons realiseren dat de context waarin wij economie bedrijven niet groter is dan de planeet. Op is op.” Een systeemverandering, waarin hergebruik de norm is, valt of staat volgens Thomas met de veranderingsbereidheid van individuen. De wereldgeschiedenis geeft hem hoop. “Alle grote veranderingen zijn in beginsel tot stand gekomen door één iemand. Daarvan hebben we er inmiddels 8 miljard rondlopen op aarde. We hebben dus 8 miljard kansen op verandering. Dat stemt mij zeer optimistisch.”

Ika van de Pas (Milieu Centraal)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Adviezen voor duurzaamheid in het dagelijks leven

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

Milieu Centraal laat consumenten zien wat zij zelf kunnen doen. De stichting werd in 1998 opgericht door het toenmalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), om als onafhankelijke voorlichtingsorganisatie huishoudens te voorzien van de juiste informatie. Milieu Centraal heeft zich ontwikkeld tot een kenniscentrum voor duurzaamheid in het dagelijks leven en werkt met onderzoekers, een wetenschappelijke raad en communicatiespecialisten. Elk onderzoek resulteert in voorlichting en een advies aan consumenten. Het doel is om hen te gidsen en te inspireren, óók op het gebied van circulariteit.

“Consumenten spelen een grote rol bij de transitie naar een circulaire economie. Zij beslissen of en wat ze kopen, hoe ze die spullen gebruiken en wat er uiteindelijk mee gebeurt. Uit onderzoek van ons zelf en andere partijen, blijkt dat 65% zich zorgen maakt en dat 1 op de 3 mensen hier bewuster mee om wil gaan. Maar dat vertaalt zich nog niet in grootschalig duurzaam handelen.” Wat daarvoor nodig is, weet Ika treffend te omschrijven: alle standaardinstellingen in de omgeving van de consument moeten op groen staan. Winkels, banken, stadsinrichting… alles moet erop gericht zijn de consument de juiste keuze te laten maken. “Denk aan de waterbesparende douchekop in de schappen van de bouwmarkt”, geeft Ika als voorbeeld. “Vermeld daar luid en duidelijk bij dat je er energie mee bespaart. En maak er een aanbieding van. Of ga nog een stapje verder en zeg als bouwmarkt: wij stoppen met de verkoop van douchekoppen die geen water besparen. Dat kan met voeding natuurlijk ook. Als supermarkten besluiten om alleen nog maar duurzame vis te verkopen, gebeurt er echt iets.”

Luid en duidelijk

Naast de groene seinen is nog iets anders nodig: een masterplan vanuit de overheid. “Het kabinet moet de urgentie aangeven. Bij corona bleek dat ook mogelijk: het is menens en er moet nu iets gebeuren. De pandemie was urgent en dat is de klimaatverandering ook. Als het voor het klimaat beter is dat wij met zijn allen spullen hergebruiken, minder vlees eten en minder vliegen, dan moet de overheid dat luid en duidelijk verkondigen. Daarnaast moet er een luisterend oor zijn voor de zorgen van burgers. Welke belemmeringen ervaren zij bij het maken van de duurzame en circulaire keuze? Onderzoek dat, neem het serieus en stem daar je communicatie op af. Met gerichte interventies, gebaseerd op kennis van gedrag, maak je meer impact dan met grote algemene voorlichtingscampagnes.”
Milieu Centraal merkt dat veel consumenten circulariteit vereenzelvigen met recyclen. Daarom leggen de adviezen de nadruk op stappen die daaraan voorafgaan. “Vooral op het gebied van spullen en kleding valt veel winst te behalen. Wij proberen mensen te inspireren om hun eigen R-ladder te maken. Begin met Refuse: koop niets als je het niet nodig hebt en koop geen wegwerpartikelen. Vervolgens zijn er Reduce, het lenen en delen van spullen, Reuse, Repair, Refurbish en Remanufacture. Pas daarna beland je bij Recycle.”

Geen one-size-fits-all

Met de eigen website en via sociale media bereikt Milieu Centraal 20.000 tot 30.000 mensen per dag. Ook naar deze personen is onderzoek gedaan: ze komen uit alle lagen en segmenten van de samenleving. Maar hoe bereik je de mensen die minder openstaan voor milieubewust consumeren? “Wij doen onderzoek naar doelgroepen, hun belemmeringen en drijfveren. Vervolgens kijken we op welke specifieke kanalen wij hen tegen kunnen komen. Als het gaat over kleding en jongeren, maken wij bijvoorbeeld gebruik van influencers op sociale media. In het geval van het gebruik van herwasbare luiers gaat het uiteraard om jonge ouders. Dat is een onderwerp met enorm veel milieu-impact en een duidelijke doelgroep. Dus daar kunnen we dan heel gericht op te werk gaan. Die moeite moeten wij met zijn allen op alle deelgebieden willen nemen. Er is geen one-size-fits-all aanpak.”

Klaske Kruk (Circularities)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Een Circular Hero met een begrijpelijke boodschap

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

Is het, als je in 2012 bij de allereerste Nederlandse circulaire projecten betrokken was, geen mosterd na de maaltijd om in 2021 tot Circular Hero te worden uitgeroepen? Niet voor Klaske Kruk. Ze beschouwt het als een eer, maar vooral ook als een stimulans. Circulaire economie is voor vele partijen nog steeds iets nieuws, dat te weinig prioriteit krijgt. Er moet dus nog flink aan getrokken worden. Als je daar al tien jaar mee bezig bent, vormt een award een mooie aanmoediging om ermee door te gaan. Sinds 2017 doet Klaske dat met haar eigen bedrijf Circularities. Met onder meer trainingen en masterclasses wil Circularities het voor iedereen bij bedrijven en overheden begrijpelijk maken waarom de transitie naar een circulaire economie belangrijk is, en hoe iedereen daar concreet aan kan bijdragen.

Verschilmakers

Dat een directeur een rol kan spelen, begrijpt iedereen. Maar wat kan bijvoorbeeld een marketeer doen? Klaske: “Een marketeer denkt: mijn klanten vragen niet naar circulariteit, dus ik begin er niet over. Maar hij of zij kan het ook zelf agenderen. Als de klant het interessant vindt, kan vervolgens nagedacht worden over het innoveren van diens product om het circulair te maken. En daar boekt de marketeer weer succes mee binnen zijn of haar eigen organisatie. Marketeers kunnen dus een enorm vliegwiel zijn. En dat geldt voor veel meer functies en rollen.”
Dat neemt niet weg dat circulariteit voor velen abstract blijft. Dat herkent Klaske. “Hoe ziet circulariteit er uit? Het is nieuw, dus daar heb je verbeeldingskracht voor nodig. Of goede voorbeelden. Die geven wij voor zowel bedrijfsleven als overheid in ons magazine ‘Verschilmakers’. Daarin laten wij mensen vertellen over hun intrinsieke motivatie om met circulariteit aan de gang te gaan, en hoe ze het vervolgens voor elkaar hebben gekregen. Inclusief de financiering.”

De rol van de regio

Een voorbeeld uit ‘Verschilmakers’ (editie decentrale overheden) gaat over de samenwerking in Gelderland tussen provincie, gemeenten, lokale ondernemers, boeren, horeca en cateraars. Via korte ketens spannen zij zich ervoor in om het aandeel van lokaal en plantaardig voedsel te vergroten. Hoe belangrijk is die regionale samenwerking? “Zeer belangrijk! De circulaire economie kun je niet op rijksniveau bedenken, maar alleen op regionaal niveau. Daar kennen partijen elkaar, kunnen zij projecten opstarten, regionale obstakels overbruggen en regionale kansen pakken. Er moeten daarom meer middelen naar de regio’s toe. De focus ligt nu teveel op technologische innovatie, op individuele bedrijven met pilots en op grondstoffen. Maar het gaat om praktische processen en om goede voorbeelden die dichtbij de mensen staan. Daarmee inspireer je meer personen dan met de boodschap dat de wereld vergaat. Je moet laten zien dat circulariteit mogelijk is, en dat iedereen erbij kan horen.” 

Maresa Oosterman (SDG Nederland) en Sandra Pellegrom (BZ)

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Wereldwijde problemen los je alleen samen op

Tekst Marc Mijer
Foto Tineke Dijkstra

De Sustainable Development Goals (duurzame ontwikkelingsdoelen, SDG’s) vormen het gezamenlijke plan om een goed en toekomstbestendig leven te realiseren voor de gehele wereldbevolking. Nederland is actief betrokken geweest bij het opstellen van de doelen. Logisch, want ook ons land heeft belang bij een veilige, stabiele en toekomstbestendige planeet. En wereldwijde problemen los je alleen samen op. De in totaal 17 doelen zijn gericht op het bestrijden van problemen op het gebied van onder meer armoede, onderwijs en klimaat. SDG Nederland vormt het netwerk van iedereen die hier een bijdrage aan wil leveren.

Zoals veel welvarende landen scoort Nederland goed op diverse SDG’s. We kennen bijvoorbeeld nauwelijks honger, hebben schoon drinkwater en genieten onderwijs van goede kwaliteit. Toch zijn er punten die minder positief uit de bus komen, zoals het (toenemende) verschil tussen arm en rijk en ‘groene doelen’ zoals energie, klimaat en biodiversiteit. SDG nummer 12 is ‘Verantwoorde consumptie en productie’ en hieronder valt de transitie naar een circulaire economie. Op dat vlak, zo constateren Maresa en Sandra, doet Nederland het Europees gezien prima. “Maar wij hebben een grote ecologische voetafdruk. We zijn dus grootgebruiker van grondstoffen en materialen. Onze ketens zijn niet circulair, er valt nog veel te doen.” Ze benadrukken de samenhang van de verschillende SDG’s en de rol die de circulaire economie daarin speelt. “Het helpt om veel andere doelen te bereiken. Een vorm van circulariteit zijn bijvoorbeeld platforms waarop mensen dingen delen, zoals auto’s of kleding. Daarmee worden zaken toegankelijker voor mensen met minder geld. Dat draagt bij aan armoedebestrijding.”

Behoefte aan een plan

Maresa en Sandra zien het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie (UPCE) als een goed instrument om ontwikkelingen te monitoren, van ervaringen te leren en de uitvoering te verbeteren. “Maar”, zo vindt Maresa, “het is teveel geredeneerd vanuit het heden en wat we nu doen. Het zou moeten gaan om de vraag waar we naar toe willen en hoe we daar komen. Er is behoefte aan een compleet pakket aan doelen, tijdlijnen en het bijbehorende proces. Neem daarvoor de SDG’s als raamwerk. Dan werk je conform de internationale afspraken en verzeker je jezelf van een samenhangende aanpak.” Aldus Maresa’s boodschap voor de aangekondigde roadmap circulaire economie. Sandra: “De 17 SDG’s bevatten allemaal subdoelen, waaraan in veel gevallen concrete doelstellingen hangen. Ze bieden de mogelijkheid om transitieplannen op te stellen die met elkaar samenhangen. Dat is ook logisch, want de transitie naar een circulaire economie hangt samen met de klimaat- en de landbouwtransitie. Het mooiste is als je daarin ook nog gelijke kansen voor iedereen kan meenemen, zodat iedereen aan die transities kan meedoen. Samenhangende transities maken het bovendien mogelijk om slim te investeren, omdat je meerdere doelen tegelijk bereikt.”

Grote knoppen

De SDG’s zijn in 2015 opgesteld en lopen tot 2030. Hoe moet het er in 2025 voor staan? Sandra: “Ik zou dan graag zien dat we de trends gekeerd hebben, met name wat betreft het klimaat, de energietransitie en het herstel van de biodiversiteit. Circulariteit zou echt versneld moeten zijn, met bedrijven die het in hun bedrijfsvoering geïntegreerd hebben.” Maresa: “Ik hoop dat er dan al vier jaar een plan ligt, met daarin de nationale doelen en hoe we die gaan halen. Daarnaast hoop ik dat de markt mee gaat werken in plaats van tegenwerken. Daarvoor moet aan een paar grote knoppen gedraaid worden. Duurzame inkoop, echte beprijzing waarbij je de milieukosten meeneemt, minder belasting op arbeid en meer op vervuiling en grondstofverbruik en een inzet van overheidsmiddelen voor overheidsdoelen. Veel knoppen hebben te maken met hoe je de markt regelt. De overheid is de marktmeester. Dus daar ligt de taak om alles dusdanig te organiseren dat alle andere partijen structureel met de circulaire economie aan de gang kunnen.”

Maresa Oosterman (foto bovenaan) is inmiddels elders werkzaam.
Judith Maas is haar als directeur SDG Nederland opgevolgd.

Dit artikel hoort bij: Circulaire Economie 2021-2023

Colofon

Circulaire Economie, 2021-2023

Publicatiedatum
vrijdag 15 oktober 2021
Productie
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Buitenlandse Zaken.
Vormgeving
VormVijf, Den Haag
E-mail
ienw-internet@minienw.nl
Internet
http://www.rijksoverheid.nl/circulaire-economie
Copyright
CC0 1.0 Universal