Samen werken wij aan

Dit artikel hoort bij: JenV Magazine 1

De positie van slachtoffers

Michiel Zwinkels, Jan van Kleeff en Marieke Jakobsen in gesprek

'We willen dat slachtoffers voelen dat hen recht is gedaan en hen ondersteunen in het strafrechtproces. Juist door onze samenwerking zien we hoe we de rechten en positie van slachtoffers kunnen verbeteren.'

Michiel Zwinkels, Jan van Kleeff en Marieke Jakobsen in gesprek

‘We stellen ons nu de vraag: voor wie doen we dit en wat zijn hun behoeften?'

“Vanaf 2010 werken we nog harder dan we al deden aan een betere positie van slachtoffers en nabestaanden in het strafrecht. De basisgedachte is dat we bij iedere beslissing rekening houden met het belang van de slachtoffers.

Slachtoffers hebben iets heel naars meegemaakt, waar zij niet om hebben gevraagd. Daardoor is hun vertrouwen in de rechtstaat geschaad. Als je ze in de nasleep van het delict correct en goed begeleidt, kun je dat vertrouwen enigszins herstellen. We houden nu veel meer rekening met slachtoffers dan vroeger. Slachtoffers van criminaliteit waren er natuurlijk altijd al, maar zij hadden vroeger geen rol in het proces. Nu zijn we ons ervan bewust dat zij een plek moeten hebben in dat proces, dat zij ondersteuning verdienen en nodig hebben.

Conform de Europese richtlijn minimumnormen voor slachtoffers worden slachtoffers al bij hun eerste contact met de politie op hun rechten gewezen. Via een individuele beoordeling onderzoekt de politie of iemand zich in een kwetsbare positie bevindt en dus het risico loopt op herhaald slachtofferschap, vergelding of intimidatie. Zo beoordelen we al in een vroeg stadium welke bescherming het slachtoffer nodig heeft. Slachtofferhulp Nederland biedt het slachtoffer ondersteuning aan en het Openbaar Ministerie (OM) zorgt voor correcte bejegening van het slachtoffer. Slachtoffers kunnen daarnaast een advocaat inschakelen, die hen tijdens het proces bijstaat. De plek die een slachtoffer inneemt in het strafrecht is totaal anders dan tien jaar geleden.

Marieke Jakobsen, in de hal van het Paleis van Justitie in Den Haag

In beleid zijn we de afgelopen jaren anders gaan kijken. Wij stellen onszelf nu de vraag: voor wie doen we dit en wat zijn hun behoeften? Het antwoord hierop verzinnen wij niet zelf, we gaan in gesprek met  slachtoffers en nabestaanden en met professionals in de keten. Een organisatie als de Federatie Nabestaanden Geweldsslachtoffers verenigt een grote groep nabestaanden. Daardoor krijgen zij  een stem. Dit geeft ons mogelijkheden direct te horen welke knelpunten er zijn. Ook is het voor ons een manier om initiatieven te toetsen bij een groep die direct de effecten ervan voelt. Kijk maar naar de tenuitvoerlegging van levenslange gevangenisstraffen. Levenslanggestraften komen nu na 27 jaar in aanmerking voor een herbeoordeling van de straf. Dat heeft ongelofelijk veel impact op slachtoffers en nabestaanden. We hebben contact met de Federatie, over de vraag hoe we de  belangen van slachtoffers en nabestaanden mee kunnen nemen in dit traject. Op advies van de Federatie en Slachtofferhulp Nederland hebben we bijvoorbeeld alle slachtoffers en nabestaanden persoonlijk geïnformeerd over de wijzigingen in een aantal bijeenkomsten.  Dat is cruciaal.

Juist door de samenwerking met uitvoering en maatschappelijke partners zien we hoe we de rechten en positie van slachtoffers kunnen verbeteren. We begrijpen inmiddels dat de rol van het slachtoffer niet stopt na het vonnis. We moeten daarin de balans zien te vinden tussen een goede rechtspositie en begeleiding van slachtoffers aan de ene kant en de rechten van daders aan de andere kant. Want onze maatschappij is erop gericht dat veroordeelden terug kunnen keren in de maatschappij. Wij moeten ervoor zorgen dat slachtoffers goed en tijdig informatie krijgen over vrijheden van de dader. Ook moeten we bekijken hoe we de belangen van slachtoffers meewegen bij het stellen van voorwaarden. Dat is de vervolgstap waar we nu met elkaar aan werken.”

Marieke Jakobsen

Slachtofferbeleid, ministerie van Justitie en Veiligheid

Michiel Zwinkels, Jan van Kleeff en Marieke Jakobsen in gesprek

‘De professionals in de rechtszaal moeten een balans vinden tussen de emoties en het zuiver juridische oordeel’

“Officieren van justitie zien dagelijks wat de positie van slachtoffers en nabestaanden in het recht is en hoe zij zich voelen in de rechtszaal. Zij weten hoeveel het voor slachtoffers betekent om rechten als spreekrecht en recht op schadevergoeding uit te kunnen oefenen in een strafzaak. Samen met mijn collega hoofdofficier van justitie Diederik Greive ben ik verantwoordelijk voor het vertalen van praktijksignalen naar beleid. En andersom zorgen wij ervoor dat nieuw beleid wordt vertaald naar de praktijk in een strafzaak.

Voor het slachtoffer is er veel veranderd. Het voorheen dader-georiënteerde strafproces is veranderd in een proces waarin slachtoffers een meer gelijkwaardige positie hebben. De minimumnormen die de EU heeft aangenomen voor slachtofferrechten dragen hier ook voor een belangrijk deel aan bij.

Als OM willen we dat slachtoffers  voelen dat hen recht is gedaan, zodat er geen eigenrichting ontstaat. Daarom mogen zij zich uitspreken in de rechtszaal. We erkennen  de impact van de daad en emoties van het slachtoffer . De professionals in de rechtszaal moeten een balans vinden tussen die emoties, die altijd spelen in een strafproces, en het zuiver juridische oordeel, dat ter zitting moet worden uitgesproken. Totdat de rechter een veroordeling heeft uitgesproken, is de verdachte niet meer dan dat: verdachte.

Een van de ontwikkelingen die we zien is een toenemende rol van slachtofferadvocaten. Het is goed dat slachtoffers zich kunnen laten bijstaan en als OM kijken we naar wat dat betekent in de praktijk. Wat wij belangrijk vinden, is dat er nauw contact is tussen slachtoffer en officier, zodat we een goed beeld krijgen van de impact van de daad. Een aandachtspunt daarbij is dat dit contact blijft gaan over de gebeurtenissen en niet verandert in een juridische discussie over het strafproces.

Michiel Zwinkels, op de loopbrug tussen Parket-Generaal en Paleis van Justitie in Den Haag

Op het gebied van slachtofferrechten werken we nauw samen met het ministerie van Justitie en Veiligheid en diverse ketenpartners, zoals Slachtofferhulp Nederland, en met belangenverenigingen. Iedereen is

vanuit zijn eigen positie bezig om slachtoffers centraal te stellen en daarom is het belangrijk om over de grenzen van je eigen organisatie te kijken voor een completer beeld.

Iets wat ik merk in onze overleggen: de positie van slachtoffers verandert continu. De maatschappij blijft zich ontwikkelen en de verhouding tussen de burger en de overheid verandert mee. Dat vertaalt zich ook in wat slachtoffers willen in het strafproces. Als de maatschappij wat anders gaat verlangen, moeten we daarop inspelen – uiteraard binnen de kaders van onze rechtsstaat. Denk bijvoorbeeld aan technologische ontwikkelingen waarbij mensen hun informatie steeds meer digitaal tot zich nemen. Daarom heeft het OM nu voor bepaalde strafzaken een slachtofferportaal. Daarin kunnen slachtoffers online de status van hun zaak bekijken op het moment dat het hen uitkomt. Ook het werken met zaakscoördinatoren is een voorbeeld van inspelen op de behoeften van slachtoffers. Met zo’n coördinator heeft een slachtoffer één aanspreekpunt voor goede informatie en persoonlijke aandacht. Dat geeft rust. Zeker bij ernstige delicten is dat van groot belang.”

Michiel Zwinkels

Plaatsvervangend hoofdofficier van justitie, arrondissementsparket Den Haag, landelijk portefeuillehouder slachtofferrechten

Michiel Zwinkels, Jan van Kleeff en Marieke Jakobsen in gesprek

‘We hebben flink aan de deur gerammeld bij politiek en ministerie. Inmiddels worden wij als nabestaanden gezien én gehoord’

“Mijn dochter is op 25 juni 2005 vermoord door haar partner. De eerste paar jaar ben je van het padje af, als zoiets gebeurt. Ook moet je ongelooflijk veel regelen en er komt veel op je af - niet in de laatste plaats de strafzaak en, als er kinderen in het spel zijn, de zaak voor de familierechter. Dat alles neemt je volledig in beslag.

In de tijd dat mijn dochter vermoord werd, moesten we alles zelf ontdekken. Zo kwamen we er na een jaar pas achter dat er een vereniging van lotgenoten was: de Vereniging Ouders van een Vermoord Kind (VOVK). Deze vereniging heeft inmiddels samen met de andere organisaties voor nabestaanden de Federatie Nabestaanden Geweldsslachtoffers opgericht. De vereniging bood ons een plek om te praten. Over ons verdriet en over dingen waar we tegenaan liepen. Zo was een gespreksonderwerp de positie van nabestaanden in het strafproces.

Jan van Kleeff in de hal van het Paleis van Justitie in Den Haag

Na een jaar of twee werd mij gevraagd in het bestuur te gaan. Daarna kwam ook al snel de vraag of ik voorzitter wilde worden. Ik heb ja gezegd, omdat het me de mogelijkheid gaf me vast te bijten in zaken die voor nabestaanden van geweldslachtoffers van belang zijn.

Mede doordat we flink aan de deur hebben gerammeld bij de politiek en het ministerie van Justitie en Veiligheid is onze positie sterk verbeterd. We hebben nu spreekrecht, dus we kunnen ons verhaal in de rechtbank vertellen. Niet alleen wat het met je doet, maar ook welke straf je rechtvaardig vindt. Het maakt de acceptatie van het vonnis groter. Ook als je zelf een ander idee over die straf hebt dan welk vonnis de rechter uiteindelijk uitspreekt.

Ook krijgen we informatie van de officier van justitie. Niet alleen tijdens de rechtszaak, maar ook bij iets als proefverlof. Er is een aparte plek in de zaal voor nabestaanden; de rechter doet uitspraak over dekking van kosten die je als nabestaanden hebt en indien nodig krijg je daarop een voorschot, zodat je die kosten niet zelf bij de dader hoeft te verhalen. Ook merk ik onze invloed bij een organisatie als Slachtofferhulp, die bij zware zedenmisdrijven en bij moord en doodslag tegenwoordig met ervaren vaste krachten werkt, de casemanagers.

We zien dat de interesse van nabestaanden om onze bijeenkomsten te bezoeken langzaam afneemt. Het klinkt wellicht gek, maar dat is goed. Het betekent immers dat de positie van slachtoffers en hun nabestaanden beter is geregeld. Toch is er geen sprake van stoppen. Belangenbehartiging is belangrijker dan ooit. Er zullen altijd problemen zijn waar we met elkaar tegenaan lopen. En het recht blijft in beweging. We zijn een serieuze overlegpartner voor JenV en voor het Openbaar Ministerie en van de 350 families die wij als Federatie vertegenwoordigen hebben wij het mandaat om hun signalen te bespreken.

Er zijn nog genoeg wensen. Bijvoorbeeld spreekrecht bij hoorzittingen over verlenging van tbs, een digitaal informatieloket - waarmee het OM op dit moment proefdraait - en een fonds voor nabestaanden die geconfronteerd worden met een moord in het buitenland. Maar er is al zoveel gebeurd. Toen mijn dochter werd vermoord, voelde ik me een roepende in de woestijn. Inmiddels worden wij gezien én gehoord.”

Jan van Kleeff

Voorzitter Federatie Nabestaanden Geweldsslachtoffers

Michiel Zwinkels, Jan van Kleeff en Marieke Jakobsen in gesprek

Slachtoffer: van 'informatiebron' tot volwaardige partij in het strafproces

De positie van het slachtoffer blijft de komende jaren een speerpunt voor het kabinet, zo meldt het Regeerakkoord. Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor beleid en wetgeving op het terrein van slachtofferzorg. Politie, OM, de rechtspraak, Slachtofferhulp Nederland, het Schadefonds Geweldsmisdrijven en andere partners zorgen ervoor dat het slachtoffer in de praktijk ook echt recht wordt gedaan.

Afgezet tegen de lange geschiedenis van het strafrecht, is de aandacht voor het slachtoffer nog betrekkelijk jong. Decennialang werd een slachtoffer vooral gezien als iemand die politie en justitie kon voorzien van bruikbare informatie, om de zaak tegen de dader tot een goed einde te kunnen brengen. En daar hield het dan zo’n beetje mee op.

Als gevolg van die jarenlange veronachtzaming voelden slachtoffers van criminaliteit zich nauwelijks gekend – laat staan erkend. Ook hadden slachtoffers vaak weinig vertrouwen in de overheid, omdat deze hen geen recht deed. Terwijl de overheid wél alle aandacht had voor de verdachte/dader en deze allerlei faciliteiten bood. Bijvoorbeeld gratis rechtsbijstand, een podium om zijn (of haar) kant van het verhaal te vertellen, indien nodig specifieke zorg en vaak ook een opleiding of re-integratietraject om weer goed te kunnen meedraaien in de samenleving. Voor slachtoffers waren deze faciliteiten er niet of zeer beperkt. Die moesten zelf maar zien hoe ze de draad in hun leven weer oppakten.

Pas in de jaren ’80 van de vorige eeuw kwam er meer oog voor de balans tussen de positie van het slachtoffer en die van de dader. In de richtlijnen-Vaillant werden de uitgangspunten geformuleerd die ook nu nog de belangrijkste pijlers vormen onder het slachtofferbeleid: een respectvolle bejegening, het verstrekken van informatie en zorgen dat slachtoffers een schadevergoeding kunnen krijgen. En in 1984 ging Slachtofferhulp Nederland van start, met als doel slachtoffers te ondersteunen bij het verwerken van de gevolgen van het delict en het herstellen van de materiële en immateriële schade.

De Wet Terwee (1992) bood het slachtoffer de mogelijkheid om zich als “benadeelde partij” te voegen in het strafproces. Dit maakte het eenvoudiger om een schadevergoeding te vorderen. Ruim tien jaar later volgden de schriftelijke slachtofferverklaring en het (aanvankelijk nog beperkte) spreekrecht.

Met de Wet versterking positie slachtoffers in het strafproces (2011) kregen slachtoffers voor het eerst een zelfstandige positie als procesdeelnemer in het strafrecht. Ze kregen recht op inzage in de processtukken en het recht om zich te laten bijstaan. Rechten die eerst alleen in beleidsregels stonden, zoals het recht op een correcte bejegening en het recht op informatie, werden nu expliciet in de wet opgenomen. De invoering van de voorschotregeling maakte het voor slachtoffers makkelijker om het geld van een schadevergoedingsmaatregel daadwerkelijk uitgekeerd te krijgen.

Maar ook daarmee was het bouwwerk voor slachtofferzorg nog niet af.

Zo is het spreekrecht, dat aanvankelijk alleen bedoeld was om slachtoffers (of hun nabestaanden) de gelegenheid te geven om in de rechtszaal een verklaring af te leggen over de impact die het delict op hen had, inmiddels uitgebreid. Slachtoffers (of nabestaanden) van ernstige misdrijven hebben nu “onbeperkt” spreekrecht. Dat geeft hen bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om op de zitting te spreken over de (mogelijke) bewezenverklaring van het strafbare feit, de schuld van de verdachte(n) en de straf.

Ook de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven is uitgebreid. Nabestaanden van slachtoffers van ernstige geweldsmisdrijven kunnen nu niet alleen de materiële kosten vergoed krijgen (bijvoorbeeld voor de begrafenis of gederfde inkomsten voor levensonderhoud), maar ook een bedrag voor de geleden immateriële schade, zoals smartengeld en de kosten voor een therapie.

Via een wijziging van de Wet op de rechtsbijstand werd geregeld dat ook de directe nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten recht hebben op gratis rechtsbijstand.

Voorlopig sluitstuk is de invoering van de EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers, per 1 april 2017. Deze bepaalt onder meer dat slachtoffers vanaf hun eerste contact met politie of Openbaar Ministerie goede informatie krijgen over hun rechten en over de beschikbare hulp. Bijvoorbeeld over wat Slachtofferhulp Nederland allemaal voor hen kan doen, of (in geval van ernstige misdrijven) een gespecialiseerde slachtofferadvocaat.   

Aan de hand van een individuele beoordeling wordt standaard gekeken of een slachtoffer (extra) kwetsbaar is voor herhaald slachtofferschap, voor intimidatie en/of vergelding. Ook krijgen slachtoffers meer uitgebreide informatie over de voortgang van “hun” strafzaak.

Parallel aan de invoering van deze maatregelen, die stuk voor stuk een versterking van de positie van het slachtoffer inhielden, vond er ook een belangrijke “cultuuromslag” plaats bij alle organisaties die te maken krijgen met slachtoffers. Doel van dit traject was het slachtoffer een vaste plaats te bezorgen in het “hoofd, hart en handelen” van alle medewerkers van de organisaties in de strafrechtketen. Doel is dat medewerkers van politie, openbaar ministerie, de rechtbank, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming (etc) in hun dagelijks werk óók steeds rekening houden met (het perspectief van) het slachtoffer. Te beginnen met een correcte bejegening. Maar ook: vragen wat de behoeften zijn van het slachtoffer, nadenken over de vraag wat een bepaalde beslissing voor gevolgen kan hebben voor het slachtoffer en hoe je daar zo zorgvuldig mogelijk mee om kunt gaan.

Zo slagen politie en OM er inmiddels al beter in om bij het horen van een slachtoffer als getuige een goede balans te vinden tussen bejegening en waarheidsvinding. De Dienst Justitiële Inrichtingen informeert slachtoffers nu – via het Informatiepunt Detentieverloop van het OM- tijdig over verlof en het weer vrijkomen van de dader(s) in hun zaak. En de Reclassering laat in haar advies aan het OM en de rechtbank óók expliciet de veiligheid en de belangen van het slachtoffer meewegen.   

Al deze ontwikkelingen hebben geleid tot een aanzienlijke verbetering van de positie van het slachtoffer, die nu meer in balans is met die van de verdachte/dader. Al blijft er nog genoeg werk te doen, voordat de “informatiebron” van weleer is uitgegroeid tot een volwaardige partij in het strafproces.