Tekst Sander Grip
Foto Valerie Kuypers
Michel Keck (40) is detentietoezichthouder in het Detentiecentrum Rotterdam (DCR). Hier zitten vreemdelingen, die de terugkeer naar hun land van herkomst afwachten. “De mensen die hier zitten, noemen we bewoners; alles draait om respect.”
Vreemdelingen- bewaring
Vreemdelingen die geen recht hebben op een verblijfsvergunning of nooit een vergunning hebben aangevraagd, verblijven illegaal in Nederland. Zij moeten het land verlaten. Zij krijgen een termijn om zelfstandig te vertrekken. Wanneer iemand niet zelf weggaat, zet de overheid in op gedwongen vertrek. Sluitstuk van gewongen vertrek is vreemdelingenbewaring. Daar kan iemand als uiterste middel in worden geplaatst. Het heeft als doel de vreemdeling beschikbaar te houden voor terugkeer naar het land van herkomst.
Vreemdelingenbewaring vindt plaats in één van de drie gespecialiseerde detentiecentra op basis van een bestuursrechtelijke maatregel. De vreemdelingen verbijven hier niet vanwege een strafbaar feit. Het is de taak van DJI om de vreemdelingen in deze detentiecentra zo goed mogelijk te verzorgen, te ondersteunen bij voorbereiding van de terugkeer en hen beschikbaar te houden voor vertrek uit Nederland.
“De bewoners van het detentiecentrum hebben geen verblijfstitel of zijn onrechtmatig in ons land. Dat betekent bijvoorbeeld dat hun asielaanvraag is afgewezen, dat ze een delict hebben gepleegd en na hun straf het land uit moeten, of dat ze helemaal nooit een asielaanvraag hebben ingediend. Hoewel dit een detentiecentrum is, zijn de bewoners geen gedetineerden. De officiële term is ‘ingeslotenen’ maar de meeste collega’s spreken van bewoners. Ze mogen het complex niet af, maar ze kunnen zich hier vrij bewegen. Mijn collega’s en ik houden toezicht voor hun veiligheid en welzijn. Dat is ook nodig. Wij kennen de achtergrond van de bewoners niet, maar niemand zit hier voor zijn lol. Je zit hier omdat je het land uit moet en daar tot nu toe niet vrijwillig aan hebt meegewerkt.
Van oorsprong ben ik beveiligingsbeambte, maar ik miste het contact met mensen. Dat heb ik hier wel. In deze functie draait het om inlevingsvermogen, respect, incasseringsvermogen en gevoel voor andere culturen, andere gewoonten en leefpatronen. We hebben hier wel 31 verschillende nationaliteiten. Geen dag is hetzelfde; soms is het rustig, maar de vlam kan ook in de pan slaan. In de ogen van de bewoners zijn wij vertegenwoordigers van het systeem dat hen uitwijst. Maar dat is ons uniform. Ik ben ervan overtuigd dat de agressie die wij meemaken niet tegen ons is gericht, maar tegen het systeem. Daar ligt hun frustratie.
Bewoners zitten hier gemiddeld 43 dagen . Natuurlijk kan dat frustrerend zijn. Bewoners komen aardig en relaxed binnen, maar soms neemt de frustratie toe, naarmate ze hier langer zitten. Wij noemen dat detentiemoeheid. Iemand kan dan in zichzelf gekeerd raken of juist agressief worden.
Ik heb nare dingen meegemaakt, net als iedereen die dit werk een tijdje doet. Zo kwam een keer een bewoner terug van een gesprek met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Hij had zijn vluchtaanzegging gehad; gehoord wanneer hij terug zou vliegen naar zijn land van herkomst. De medewerker van de DT&V vertrouwde het niet en belde of we hem in de gaten wilden houden.
Toen we langs zijn kamer liepen, zagen we in een flits dat hij een strop om zijn nek had en wilde gaan springen. We zijn naar binnen gevlogen. Mijn collega hield hem omhoog, terwijl ik de strop lostrok. We vielen op de grond, waarna hij ons aanviel, want hij wilde helemaal niet gered worden. We moesten hem onder controle brengen en ter observatie in afzondering plaatsen.
Dat de wanhoop zo groot wordt, kunnen wij niet bevatten. Ik ga aan het eind van de dag op mijn fietsje naar huis. Deze mensen wacht een onzekere toekomst in een land waar ze uit weg wilden. Soms gaan bewoners gelaten hun kamer in als ze een vluchtaanzegging hebben gekregen; anderen barsten in huilen uit of gooien met de pingpongtafel. Allemaal logische reacties.
(tekst loopt door onder foto)
Op dit soort momenten is de menselijke kant van ons werk heel erg belangrijk. Wij bieden zorg en begeleiding. Wij zijn er om hen te kalmeren, we praten met ze en sussen. Vergeet niet dat we een band opbouwen in de tijd dat de bewoners hier zitten. Onze relatie is gebaseerd op respect naar elkaar toe. Als we zien dat iemand niet lekker in zijn vel zit, bieden we hulp. Wij begeleiden ingeslotenen bij zaken, als doorverwijzen naar instanties, het invullen van papieren of een gesprek met een psycholoog of andere begeleider die hen verder kan helpen. We werken altijd ‘de-escalerend’; we proberen een eventuele spanning weg te nemen. Loopt het niet lekker, is iemand boos of gefrustreerd, dan sussen wij en zoeken het gesprek. Dat helpt eigenlijk altijd en dat is ook het mooie van dit werk: je kunt bewoners weer vooruit helpen.
Er is goed contact met bewoners en ik voel dat het respect dat ik hen geef wederzijds is. Daar doe ik het voor. Het detentiecentrum is echt een laatste dwangmiddel voor mensen die zich willen onttrekken aan hun uitzetting. Als we dit niet doen, komen deze mensen in de illegaliteit of in de criminaliteit terecht. Het is een vorm van zelfbescherming. Daar draag ik mijn steentje aan bij, hoe moeilijk dat soms ook is.”