Tekst Sander Grip
Foto Arenda Oomen
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Ankie Broekers-Knol begon halverwege de kabinetsperiode van Rutte-III. “Daardoor waren mijn wittebroodsweken, denk ik, korter dan wanneer ik vanaf het begin meegedraaid had. Na een week of twee werd toch wel verwacht dat ik volledig op stoom was.” Dat ze daar totaal geen moeite mee had, blijkt wel nu de laatste Prinsjesdag van Rutte-III achter de rug is: ze barst van de energie om de eindsprint in te zetten.
“Ik kon me met hulp van de ambtenaren van het ministerie snel inwerken, maar je moet ook gewoon in het diepe springen. Ik had al snel een vragenuur met de Tweede Kamer en niet lang daarna stond mijn eerste Algemeen Overleg gepland. Dan merk je hoe belangrijk de steun van die ambtenaren is. Zij hebben echt goed werk geleverd om mij op weg te helpen.
Uiteraard wil ik daarnaast ook mijn stempel op de dossiers drukken. Gelukkig kwam ik niet binnen als onbeschreven blad. Ik ben geen 25 meer, dus heb sowieso een mening. Maar ik heb ook hier en daar ervaring op het terrein van migratie. Zo heb ik als lid van de Eerste Kamer de Wet modern migratiebeleid behandeld. Ik heb de procesvertegenwoordigers van de IND jarenlang cursussen gegeven toen ik in de jaren negentig op de universiteit werkte en ik ben voorzitter van de Commissie Leeftijdsonderzoek geweest. Omdat ik maar kort de tijd heb, twee jaar tot de verkiezingen, is het handig dat ik al affiniteit met de dossiers heb. Of ik dan altijd gelijk heb? Ik ben gewoon recht voor zijn raap. Ik stel altijd dat een oplossing er op papier nog zo mooi uit kan zien, het moet wel werken in de praktijk. Als dat niet zo is, moeten we er niet aan beginnen. Zoek dus altijd naar creatieve oplossingen die het probleem structureel aanpakken.”
Corona
“De coronacrisis gooide natuurlijk zand in de raderen. Na de persconferentie van zondag 15 maart, waarna alles, plat gezegd, op slot ging, heb ik gezegd: dit is zo gevaarlijk, we kunnen het niet hebben dat de mensen in asielzoekerscentra ziek worden. Medewerkers niet, en asielzoekers zelf ook niet. Iedereen die nieuw binnenkomt, moeten we afzonderen om een eventuele uitbraak te voorkomen. Ambtenaren in Den Haag en Ter Apel hebben direct een crisisstructuur opgezet en ik heb via de minister van Defensie de opvang in Zoutkamp kunnen regelen. Zo kon, zo goed en zo kwaad als het ging, geregeld worden dat nieuw arriverende asielzoekers gescheiden bleven van de asielzoekers die al in ons land waren.
In de daaropvolgende maanden zijn er allerlei oplossingen gevonden om onze werkprocessen voort te zetten, zoals telehoren bij de IND dat we opgezet hebben met behulp van het Openbaar Ministerie dat hier al ervaring mee had.”
Uitdagingen voor de eindsprint
“We hebben een half jaar tot de verkiezingen. Ik zet erop in dat we de 14.000 zaken die nog bij de IND liggen, en die last hebben van een te lange doorlooptijd, weggewerkt hebben. Dat zou een enorme verlichting geven, waardoor er ruimte ontstaat om de doorlooptijden permanent terug te dringen. De inzet is om de achterstanden nog dit jaar aan te pakken.
Een ander punt van aandacht is de terugkeer. Krijg je geen verblijfsvergunning, dan ga je terug naar het land waar je vandaan kwam. In de ideale wereld blijf je hier als je onze bescherming nodig hebt en ga je terug als je daar geen aanspraak op kunt maken. Dat kunnen we niet alleen realiseren. Dat moet in Europees verband geregeld worden, dus we moeten blijven hameren op samenwerking met de landen om ons heen.
Verder is de oplossing voor de minderjarige asielzoekers in Griekenland goed om te noemen – zeker nu die vreselijke brand in kamp Moria zoveel extra ellende veroorzaakt heeft. In september gaat een eerste opvanglocatie op het Griekse vasteland voor hen open. We willen zo in drie jaar tijd vijfhonderd minderjarigen nieuw perspectief bieden. Daarnaast biedt Nederland opvang aan voor vijftig alleenstaande minderjarigen en vijftig personen in gezinsverband met minderjarige kinderen.
Ik wil ook dat we de situatie met overlastgevende asielzoekers nog veel beter onder controle krijgen. Een eerste stap was het instellen van de ketenmariniers die speciaal voor deze groep asielzoekers aan het werk zijn. Daarna volgde de speciale opvanglocatie in Hoogeveen, die inmiddels gelukkig goed werkt. En natuurlijk heel recent de opening van de sobere opvang voor vreemdelingen uit veilige landen en voor hen die al in een ander EU-land een verblijfsvergunning hebben gekregen. Dat moet de aantrekkingskracht van Nederland verminderen voor deze groepen. De overlast door asielzoekers ondergraaft het draagvlak voor de opvang van mensen die onze bescherming nodig hebben. Het is een plaag, en die we moeten blijven aanpakken.
En niet onbelangrijk trouwens, de Wet sekswerkers wil ik nog aangenomen krijgen in de Kamer. Dat is een groep mensen die onze aandacht verdient, zodat zij hun werk veilig en gezond kunnen doen.”
Blijvende aandacht
“Na de verkiezingen komt er een ander op deze positie. Maar los van de poppetjes moeten we blijvend aandacht besteden aan al deze dossiers. Kijk alleen naar sekswerk. Dat is nauw verweven met mensenhandel en mensensmokkel; verschrikkelijke praktijken. Als onze aandacht verslapt, dan zakt het weg van de agenda en neemt de ellende voor slachtoffers weer hand over hand toe. Mijn opvolger zal dus echt nog wel zijn of haar handen vol hebben aan de dossiers waar ik me ook voor inzet. Tot die opvolger er is, blijf ik het heel bijzonder vinden dat ik deel mag uitmaken van het kabinet. Dat doe ik met ontzettend veel plezier. Steeds als er een beer op de weg komt, geeft het me energie om een oplossing te vinden.”