Tekst Martin Lamboo
Foto Martijn Beekman (portretten), Rob van Rossum (headerfoto)
Hoewel JenV en de meest betrokken organisaties al ruim vier jaar bezig waren zich voor te bereiden op de Brexit, bracht de vlak voor Kerst gesloten ‘Deal’ nog een hele vracht werk met zich mee. Inmiddels is de laatste benodigde wetgeving in voorbereiding en zijn politie, OM en IND al volop bezig concreet invulling te geven aan de nieuwe relatie met het Verenigd Koninkrijk. “Het VK en Nederland zijn zo nauw met elkaar verweven; onze samenwerking zal altijd doorgaan.”
“Het Brexitproject valt eigenlijk uiteen in twee fasen”, vertelt Vivian Sanders, algemeen projectleider Brexit JenV vanuit de Directie Europese en Internationale Aangelegenheden (DEIA). “De EU heeft twee akkoorden gesloten met het VK. Het Terugtrekkingsakkoord, van 31 januari 2020, besloeg op JenV-terrein, kort gezegd, wat er voor de burgers was geregeld. Daar zat voor de IND het belangrijkste deel in. Het tweede akkoord, de deal die vlak voor Kerstmis 2020 tot stand kwam, bevatte de afspraken over de politiële en justitiële samenwerking met het VK. Dat was dus vooral voor de politie en het Openbaar Ministerie van belang.”
Verblijf
Uiteraard waren de verschillende onderdelen van JenV al ver voor het afsluiten van de beide akkoorden druk bezig met de voorbereidingen. “Voor ons als IND was de belangrijkste opgave om alle 45.000 Britten in Nederland aan een nieuwe verblijfsvergunning te helpen”, vertelt Betty Sieperda, projectleider implementatie Brexit bij de IND. “Ongeacht of er nu een deal of een no deal Brexit zou komen: zij zouden geen EU-burgers meer zijn.”
Ruim voordat het Terugtrekkingsakkoord een feit werd, was de IND er al helemaal klaar voor. Sieperda: “In nauwe samenwerking met het departement hadden we een helder, eenvoudig proces ingericht. Dat stelde ons in staat om op 1 februari 2020, de dag na het Terugtrekkingsakkoord, direct te beginnen met het ‘batchgewijs’ benaderen van alle 45.000 Britten in Nederland. Vanaf die dag hebben we elke week duizend brieven de deur uit gestuurd, om de Britse ingezetenen uit te nodigen een aanvraag voor een verblijfsvergunning in te dienen.”
Megaklus
Een behoorlijke extra klus voor de IND, dat normaal gesproken jaarlijks zo’n 100.000 aanvragen voor een verblijfsvergunning te verwerken krijgt. Aanvragen die stuk voor stuk getoetst moeten worden. ”Het was behoorlijk doorwerken”, weet Sieperda, “maar we zijn er in geslaagd! Het verschil met die 100.000 nieuwe aanvragen die we jaarlijks te verwerken krijgen is dat het bij die groep Britten gaat om mensen die hier al jarenlang wonen en werken. Het zijn, bij wijze van spreken, onze familieleden, vrienden en collega’s. We hebben al heel veel informatie over ze. Dat maakte het mogelijk om die megaklus toch binnen relatief korte tijd af te handelen.”
Samenwerking in strafzaken
Hoewel de Politie en het Openbaar Ministerie pas na de ‘Deal’ precies wisten waar ze aan toe waren – en toen ook pas echt ‘volle bak’ konden gaan, hadden ook zij al veel voorbereidingen getroffen. “Als politie hadden wij grofweg twee opgaven”, vertelt Dick de Boer, landelijk projectleider Impact Brexit bij de Politie. “Een: wat zou de impact kunnen zijn van Brexit op verschillende vormen van criminaliteit? Hoe kunnen wij als politieorganisatie daar al op anticiperen? En twee: hoe komt de toekomstige relatie met de Britse collega’s er uit te zien? En dan praat je vooral over de samenwerking en informatie-uitwisseling in concrete strafzaken.”
“Deze opgaven vertoonden grote overeenkomsten met die van ons”, vult Marijn van Iperen, projectleider Taskforce Brexit bij het OM, aan. “Kort gezegd: zorg dat de risico’s voor de veiligheid zo klein mogelijk blijven, richt je organisatie daarop in, qua mensen, kennis en kunde. En bekijk hoe we na de Brexit goed kunnen blijven samenwerken met onze Britse collega’s. Met het oog op dat laatste hebben we een analyse gemaakt van alle EU-rechtshulpinstrumenten die als gevolg van de Brexit zouden uitvallen. En we hebben gekeken op welke mogelijkheden we in ieder geval – bij een no deal - zouden kunnen terugvallen. Zoals het rechtshulpverdrag en het uitleveringsverdrag van de Raad van Europa – in beginsel net zoals we nu al samenwerken met een willekeurig ander Europees derde land.”
Onzekerheden
“Het werd pas ingewikkeld, toen er een deal dreigde”, vervolgt Van Iperen lachend. “Let wel: natuurlijk was dat het scenario dat we prefereerden, maar toch: dat bracht in een laat stadium wel weer de nodige onzekerheden met zich mee. We wisten niet precies wat er in die deal zou komen te staan en toen we dat wel wisten, tegen het eind van het jaar, resteerde er nog maar weinig tijd om ons daar goed op voor te bereiden.”
Organisatie op orde
De politie had intussen haar organisatie al grotendeels op orde gebracht voor de nieuwe situatie. De Boer: “Wij hebben gezegd: de precieze inhoud van die deal maakt ons eigenlijk niet zoveel uit. Onze relatie met het VK zal veranderen en daar moeten wij onze organisatie op aanpassen. We zijn begonnen extra capaciteit toe te voegen aan onze liaisons in Londen, we hebben landelijk internationaal rechtshulpcentrum van politie en OM versterkt, net als de rechtshulpcentra rond de grote steden, die ook intensief contact onderhouden met de Britse collega’s. Ook hebben we extra mensen toegekend aan het samenwerkingsverband tussen Rotterdam en de Zuid-Hollandse eilanden, om meer toezicht te kunnen houden in de havengebieden. We hebben extra capaciteit beschikbaar gesteld voor het toezicht op kleinere luchthavens en jachthavens – et cetera. Uiteindelijk telt dat op tot zo’n 80 fte’s in 2024, waarvoor we van het departement extra middelen hebben gekregen.”
Complexer en tijdrovender
“Ook wij hebben gekeken: waar gaan binnen de OM-organisatie de grootste klappen vallen? – in welk scenario dan ook”, vult Van Iperen aan. “Want één ding is zeker: als gevolg van de Brexit wordt het werk er - hoe dan ook - complexer en tijdrovender op. Met de extra budgetten die JenV beschikbaar had gesteld, hebben we onze parketten versterkt, grotendeels op vergelijkbare plekken als waar de politie de versterkingen doorvoerde. Belangrijk voor ons was dat in het Terugtrekkingsakkoord al werd bepaald dat lopende strafzaken waarin sprake is van samenwerking en informatie-uitwisseling met de Britten, ook na 1 januari ‘gewoon’, conform de EU-regelgeving, konden worden afgerond. Dat nam voor de betrokken collega’s bij politie en OM al behoorlijk wat spanning weg.”
Toen de definitieve deal – een document van 1200 pagina’s - er vlak voor kerst dan eindelijk lag, moesten de Brexitcoördinatoren van JenV, politie, OM en IND onder hoge druk aan de slag om de inhoud te analyseren en te kijken wat dit betekende voor het verdere verloop van het project. Sanders: “Gelukkig bleek de inhoud van de deal redelijk ‘als verwacht’. Maar op een aantal punten bleek toch the devil in the details te zitten. Vooral de implementatie van de afspraken op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken vergde nog de nodige aanpassing van onze nationale wetgeving. Inmiddels is daar een Algemene Maatregel van Bestuurd voor opgesteld, die op korte termijn zal worden gepubliceerd. Daarnaast is er nog met spoed een implementatiewet in voorbereiding. En verder gaan we heel nauwlettend volgen hoe die nieuwe samenwerkingsvormen in de praktijk gaan uitpakken”
Monitoren
De Boer: “Zo zijn we bij de politie, samen met de collega’s van het OM en de KMar, al begonnen met kijken naar dingen als: hoe zit het nou met de doorlooptijden van nieuwe rechtshulpverzoeken tussen het VK en Nederland? En hoe is het gesteld met de kwaliteit? Alle betrokken uitvoeringsorganisaties leveren een stukje van die puzzel aan. Uiteindelijk moet dat leiden tot een compleet en duidelijk beeld van wat nou precies de gevolgen van Brexit zijn voor voor onze organisaties en wat de invloed is op de ontwikkeling van de criminaliteit. We hopen in april een eerste overzicht te kunnen leveren en daarna weer in juli. Als uitvoeringsorganisaties hebben we de ambitie uitgesproken om die monitorfunctie nog een tijdje te blijven vervullen.”
“We zijn blij dat ook op het departement het Brexitproject in enigerlei vorm nog een tijdje blijft bestaan”, geeft Van Iperen aan. “Nu is tenslotte het moment dat je in de praktijk achter dingen komt die toch niet, of niet helemaal goed zijn geregeld in het verdrag. Het is prettig dat we dan binnen het ministerie een aanspreekpunt hebben, waar we met die signalen en daaraan gekoppelde vragen terecht kunnen.”
Losse eindjes
Ook de IND kampt nog met wat losse eindjes: Sieperda: “Van die 45.000 Britten in Nederland hadden er begin maart ongeveer 4000 nog geen aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend. Waarom ze dit niet doen, weten we niet. Het kan deels uit ‘dwarsheid’ zijn, deels uit nonchalance of omdat ze vanwege corona bang zijn om zich bij een loket te melden. En een deel woont wellicht niet eens meer in Nederland. Gelukkig loopt de overgangsperiode voor het verblijfsrecht pas op 30 juni af. Maar wie vóór die datum niks geregeld heeft, wordt straks illegaal. Daarom zijn we nu druk bezig ervoor te zorgen dat de Britten die dat willen alsnog een verblijfsvergunning in Nederland aanvragen. Dat doen we samen met een aantal andere departementen. Ook daarbij speelt DEIA een belangrijke verbindende en coördinerende rol.”
Tevreden terugkijken
“Het gekke van Brexit is dat je, ondanks de deal, eigenlijk in een minder goede situatie bent beland dan voorheen”, besluit Sanders. “We hebben geprobeerd alles naar omstandigheden zo goed mogelijk te regelen, maar je weet dat het nooit zo goed zal worden als toen het VK nog in de EU zat. Toch denk ik dat we tevreden kunnen terugkijken op dit project. Van begin af aan hebben we nauw samengewerkt: we hadden Brexitcoördinatoren bij alle directoraten-generaal en uitvoeringsorganisaties. Die kwamen samen in de coördinatorenoverleggen, belegd door DEIA. En het was echt tweerichtingsverkeer: mede dankzij de goede input vanuit de uitvoering, hebben we helder in kaart kunnen brengen wat de primaire JenV-inzet moest zijn voor de centrale onderhandelingen met het VK in Brussel.”
In de afspraken die er nu liggen hebben de JenV-belangen volgens Sanders een goede plek gekregen. “Uiteraard geldt: the proof of the pudding is in the eating, zoals de Britten zeggen. We blijven dus heel scherp kijken hoe die nieuwe relatie in de praktijk concreet vorm gaat krijgen. En of het ook allemaal echt werkt. En waar dat niet het geval is, zou ik de uitvoeringsorganisaties willen stimuleren om vooral aan de bel te trekken. Dan gaan we kijken wat er eventueel nog aan extra afspraken nodig en wenselijk is.”