Tekst Dick Duynhoven
Foto Sushilla Kouwen
Zijn jongeren nog wel geïnteresseerd in die oorlog van tachtig jaar geleden? Waarom herdenken we op 4 mei alleen Nederlandse slachtoffers? En wat zou ik zelf doen? Een gesprek met journalist, televisiemaker en oorlogskenner Ad van Liempt.
Onderweg van het treinstation naar zijn huis in Doetinchem vertelt Van Liempt dat die stad in 1945 drie keer is gebombardeerd door de geallieerden. Drie keer per vergissing. Het stadscentrum werd onherstelbaar beschadigd, het stadhuis, de synagoge en de Catherinakerk gingen in vlammen op en er vielen 143 doden en honderden gewonden. Het is een van de vele lokale herinneringen die volgens hem ontzettend belangrijk zijn om de Tweede Wereldoorlog levend te houden voor toekomstige generaties. “In al die relatief onbekende verhalen komen dilemma’s voor en moeten mensen beslissingen nemen op leven en dood. Dat maakt ze zo interessant en leerzaam.”
Van ‘ouwe meuk’ naar kleur
De 74-jarige auteur schreef mee aan de vierdelige boekenreeks ‘WO2 in kleur’, waarvan deel 3 en 4 dit jaar verschijnen. Daarin zijn iconische en minder bekende zwart-witfoto’s omgezet in kleur en voorzien van tekst. “Ik was aanvankelijk wat huiverig voor het inkleuren van foto’s en vond het zelfs een beetje geschiedvervalsing”, bekent hij. “Maar voor jongeren zijn zwart-witfoto’s ouwe meuk. Als we de jeugd willen betrekken bij het verhaal van de Tweede Wereldoorlog, dan kunnen deze boeken daar zeker bij helpen. Kleur maakt het actueler en het inkleuren door Jakob Lagerweij is van ongekend niveau, het laat zien hoe het écht geweest is.”
Ook over de Holocaust
Uit recente onderzoeken blijkt dat jongeren weinig kennis hebben over de Tweede Wereldoorlog. Ze weten bijvoorbeeld niet wat begrippen als collaboratie, verzet, antisemitisme of genocide betekenen. En een kwart van de Nederlanders geboren na 1980 zou de Holocaust een ‘mythe’ of ‘zwaar overdreven’ vinden. Onderwijsminister Dennis Wiersma noemde het vorig jaar ‘schokkend’ dat veel jongeren de Holocaust in twijfel trekken. “Des te belangrijker is het dat je op school de feiten leert over de verschrikkingen in de Tweede Wereldoorlog”, vindt de onderwijsminister.
Van Liempt: “Ik heb niet zo’n vertrouwen in dat soort enquêtes. Het hangt erg af van de vraagstelling. Maar kennis is natuurlijk heel belangrijk.”
Over de berichten dat sommige leraren niet durven praten over de Holocaust, vanwege agressieve reacties van leerlingen en hun ouders, zegt Van Liempt: “Het is triest als dat zo is en die docenten moeten we steunen. Er moeten toch didactische methoden zijn om het ook daarover te hebben. Als we de Holocaust niet meer zouden behandelen, dan kunnen we net zo goed de scholen sluiten.”
Ingespannen luisteren
Onderzoekers zeggen ook dat jongeren niet zo geïnteresseerd zijn in die oorlog van bijna tachtig jaar geleden. Van Liempt ervaart dat heel anders. “Ik ben dit jaar al weer een paar keer op een ROC geweest en mij valt steeds weer op dat de belangstelling enorm is. De leerlingen zitten echt ingespannen te luisteren. Ik ga fluitend naar huis als ik op zo’n school ben geweest.”
In 2009 begeleidde hij de productie van een televisieserie speciaal voor de jeugd: ‘Dertien in de oorlog’. “We hebben daarvoor toen fantastische steun gekregen van de VWS-afdeling Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog. Ik ken aardig wat onderwijzers die de veertien jaar oude serie nog steeds gebruiken.”
Op de Dam en in het land
Dat de Nationale Herdenking op de Dam kan overkomen als een stijve bedoening, kan Van Liempt zich wel voorstellen. “En niets ten nadele van de mensen die daar bijeenkomen, maar de herdenking op de Dam heeft natuurlijk een tamelijk hoog bobo-gehalte. Een officiële gebeurtenis, omgeven met allerlei protocollen, veel militairen en veel kransen. Dat staat ver weg van de oorlogservaringen van mensen in het land. De oorlog was niet alleen in Amsterdam.”
Dat was ook de reden waarom hij als televisiemaker in 1995 begon om elk jaar in mei een uitzending te maken over de herdenking in een andere plaats in het land. Van Liempt vertelt met passie over die ‘tweede locaties’. Over de herdenking in Meppel, waar in één nacht 250 joden uit hun huis zijn gehaald. En in Venlo waar de geallieerden dertien keer probeerden de Maasbrug te bombarderen om de Duitsers de weg af te snijden. Dertien keer ging dat mis en dertien keer kwamen de bommen op de binnenstad terecht. Dit jaar was het de herdenking in Rademakersbroek in de Achterhoek. Daar werden 46 verzetsmensen gefusilleerd als represaille voor een mislukte actie van een verzetsgroep.
Wat zou je zelf doen?
Die ‘vergeten’ drama’s – ze staan niet in ons nationale geheugen – hebben voor de bewoners in dat dorp of die stad zoveel meer betekenis dan het globale verhaal over de oorlog, weet Van Liempt. “De herinnering eraan brengt de oorlogsperiode veel dichter bij de mensen. In al die verhalen, of het nou gaat over het verzet of over de daders, over het leven in de kampen of waar dan ook, overal doen zich dilemma’s voor die ons aan het denken zetten. Werk je mee met de vijand als dat je leven redt? Doe je dingen waardoor je eten hebt voor je kinderen, maar die je voor je geweten niet kunt verantwoorden? Dat zijn afwegingen die met leven en dood te maken hebben. Het is makkelijk om te zeggen: ze hadden kunnen weigeren of ze hadden dit niet of dat wel moeten doen. Maar wat zou je zelf doen? Dat zijn interessante vragen die mensen zichzelf vandaag de dag nog steeds stellen: zou ik een ‘held’ kunnen zijn? Zou ik in het verzet gaan?”
In het verzet?
Van Liempt wil dat ‘verzet’ nog wat beter duiden. “In de meeste boeken, ook die van Loe de Jong, is verzet eigenlijk alleen het gewapend en professionele verzet; mensen die er de hele dag mee bezig waren. Maar dat versimpelde, bijna romantisch beeld van een klein groepje waaghalzen, dat is onzin. Gelukkig is het beeld langzamerhand verschoven naar een veel bredere groep. Zoals de mensen die hulp gaven aan onderduikers; een heel belangrijke en volwaardige vorm van verzet. Meer dan 300.000 mensen zaten ondergedoken. Die moesten allemaal gevoed worden, die moesten kleding krijgen. Daar zijn honderdduizenden Nederlanders, voornamelijk vrouwen, druk mee geweest. Terwijl het toch een zeer riskante klus was.”
Oekraïne, Syrië, Myanmar…
Waarom herdenken we op 4 mei alleen Nederlandse slachtoffers? Er zijn toch overal oorlogen? En er worden toch overal groepen mensen vervolgd? Denk aan Oekraïne, denk aan de Rohingya… Van Liempt is stellig: “Als je alles en iedereen tegelijkertijd gaat herdenken, dan herdenk je eigenlijk niets. Ik vind het terecht dat er een nationale herdenking is voor die oorlog die zo’n enorme impact heeft gehad in ons land. Ook in mijn lezingen zal ik niet snel de verhalen naar het heden trekken. Bij de evacuatie van Arnhem moesten bijna 150.000 mensen tijdelijk hun huis uit. Ze dachten dat ze veertien dagen later wel weer terug zouden zijn, maar het heeft acht maanden geduurd. Als ik vertel hoe verschrikkelijk dat was, dan hoef ik er niet bij te zeggen: denk ook eens hoe dat is voor de vluchtelingen uit Syrië. Dat gaat vanzelf in de hoofden van mensen.”
We zouden het niet meer doen…
Een haast niet te beantwoorden vraag, maar toch: kunnen we oorlogen voorkomen? Van Liempt: “We hadden afgesproken: dit nooit meer. Toch is het in Srebrenica gebeurd, een minderheidsgroep, bijna achtduizend mannen afgeslacht, terwijl de wereld er vlak bij stond.” Hij klinkt emotioneel. “Ik vond dat zo’n ongelofelijke tegenvaller. En de oorlog in Oekraïne is daar nog een veelvoud van. We zouden het niet meer doen! Het hele concept van de Veiligheidsraad, bedoeld om oorlogen te voorkomen en in een vroeg stadium maatregelen te nemen… het werkt niet. De mens is er ontstellend slecht in geslaagd om de verkeerde dingen af te leren.”
Bedachtzaam en gematigd
Draagt het onderwijs over de Tweede Wereldoorlog en het herdenken ervan toch bij aan het voorkomen van oorlog? “Als je je realiseert hoe vernietigend een oorlog is voor de samenleving, maar ook voor jou als individueel mens, als je dat weet, dan word je, denk ik, toch iets bedachtzamer in allerlei kwesties. En zeker in de politiek en in je stemgedrag. Ik geloof echt dat kennis en herdenkingen bijdragen aan een meer gematigde houding van mensen. Waar het in oorlog meestal gaat om scherpe tegenstellingen, moet het oplossen daarvan toch uit de mensen zelf komen.”