Tekst Stefan Hulisz en Louise van Gend
De veiligheidssituatie in de Sahel blijft achteruitgaan. Deze ontwikkeling is niet meer los te zien van de verslechterende situatie in West-Afrikaanse landen als Ivoorkust, Ghana, Togo en Benin. Terroristische groeperingen zijn inmiddels ook in deze kustlanden aanwezig. Nederland wil samen met de landen in de regio en internationale partners bijdragen aan de bestrijding van gewelddadig extremisme en terrorisme. Dat is geen eenvoudige klus. Stefan Hulisz, regionaal veiligheidscoördinator in West-Afrika, legt uit waarom.
Leestijd: 5 minuten.
Opmars van IS en Al-Qaida in de Sahel
Groeperingen als Al-Qaida en IS hebben met groot succes hun invloed en terrein weten uit te breiden in de Sahel. Zo hebben de Burkinese autoriteiten in enkele jaren de controle over meer dan 50% van Burkina Faso verloren en wordt de zuidelijke grensregio van het land tegenwoordig gekenmerkt door geweld en instabiliteit. Dit wordt veroorzaakt door diverse gewelddadig extremistische groeperingen. Aan Al-Qaida gelieerde groepen eisten in Ivoorkust al eerder de verantwoordelijkheid voor aanslagen op, maar recent werden ook noordelijke regio’s van Togo en Benin doelwit.
Zelfs in een land als Ghana, dat de reputatie heeft als baken van stabiliteit en veiligheid in de regio, verslechtert de veiligheidssituatie in het noorden. Deze ontwikkelingen zijn allereerst zorgwekkend voor de landen en bevolking ter plaatse. Ook brengt het risico’s met zich mee voor de Nederlandse belangen, waaronder voor onze handelsbelangen en op de langere termijn een mogelijke terroristische dreiging richting Nederland en irreguliere migratiestromen.
Alarmbel luiden voor West-Afrikaanse kuststaten
Nederland heeft een lange, intensieve historie en ontwikkelingsrelatie met West-Afrika. Met verschillende landen in de regio bestaat bijvoorbeeld een intensieve handelsrelatie. Toen de veiligheidssituatie snel verslechterde besloot Nederland onderzoek hiernaar te laten doen en diplomatiek aan de alarmbel te trekken.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken organiseerde samen met Duitse collega’s in april van dit jaar een internationale conferentie over de verspreiding van gewelddadig extremisme vanuit de Sahel naar kustlanden in West-Afrika. Het doel was aandacht te vragen voor deze ontwikkelingen en regionale en internationale samenwerking op dit onderwerp verder te versterken. Mensenrechten was een belangrijk onderwerp; "In case of a crisis people need to run towards the military for protection instead of running away from them." Bouwen aan vertrouwen tussen burgers en militairen is essentieel in de strijd tegen extremisme, was een breed gedeelde conclusie. Op initiatief van Afrikaanse deelnemers werd afgesproken een regionale vervolgbijeenkomst te organiseren, om daarmee de focus op het belang van regionaal leiderschap te leggen. Ghana heeft de handschoen opgepakt en hoopt deze in november plaats te laten vinden.
Regionaal Veiligheidscoördinator in West-Afrika
In maart startte Hulisz in Ghana als Regionaal Veiligheidscoördinator. Door regelmatig te reizen en met experts te spreken probeert hij een beter beeld te krijgen van wat er speelt in de vier kustlanden (Ivoorkust, Ghana, Togo en Benin), bijvoorbeeld als het gaat om terroristische dreiging en grondoorzaken van radicalisering. Maar minstens zo belangrijk is het in gesprek te gaan met autoriteiten en internationale partners (zoals andere landen en organisaties als de VN en EU) over vragen als: Wat is de meest effectieve respons om dreigingen tegen te gaan? Wat doen de internationale partners? En hoe kan Nederland met die partners samen optrekken?
Lessen uit de Sahel: niet alleen militaire inzet
In de Sahel werken landen in de regio en de bredere internationale gemeenschap al langer om de opmars van extremisme en terrorisme een halt toe te roepen. Die strijd is vooralsnog geen groot succes geweest en blijft voorlopig een grote uitdaging. Een belangrijke conclusie tijdens de eerdergenoemde conferentie was dat de lessen die in de Sahel zijn getrokken ter harte moeten worden genomen. Misschien wel de belangrijkste les is dat alleen een militaire reactie geen duurzame oplossing biedt tegen terrorisme.
Het zijn die schendingen die olie op het vuur gooien en mensen in de armen van extremisten drijven. Hulisz ziet ook in de West-Afrikaanse kustlanden de reflex om in eerste instantie vooral in militaire oplossingen te denken.
De inzet op zogenaamde grondoorzaken van gewelddadig extremisme is minstens zo belangrijk. Corruptie, mensenrechtenschendingen door de politie en het leger, wanbestuur of zelfs totale afwezigheid van autoriteiten maakt dat mensen vatbaar zijn voor radicale alternatieven, zoals het aansluiten bij terroristische organisaties die beterschap beloven voor het land en de lokale bevolking.
Bouwen aan vertrouwen en perspectief
Hulisz bezocht in de afgelopen maanden de noordelijke grensregio’s van enkele kustlanden in West-Afrika. Het totale gebrek aan perspectief en de enorme werkeloosheid onder jongeren viel hem vooral op. Jongeren willen graag werken, maar er is praktisch niets te doen. Jongeren klagen over corrupte politie en over het feit dat politici en bestuurders niets doen om de situatie in hun land te verbeteren. Ze vertellen dat ze benaderd zijn door “onbekenden” met beloften van geld en werk. Dat zijn vaak criminele of terroristische organisaties die nieuwe leden zoeken.
Bouwen aan het vertrouwen in autoriteiten en het bieden van perspectief aan de bevolking zijn cruciaal. Nederland zet nu nog op bescheiden schaal in noordelijke regio’s van kustlanden in op onder andere het creëren van jeugdwerkgelegenheid. Ook dragen we bij aan anti-terrorismetrainingen van politiemensen, militairen en rechters uit de regio.
De regio is aan zet
Nederland wil meer doen, maar we moeten ook niet gehaast tot actie overgaan. Onze inzet moeten we bepalen op basis van goed onderzoek en kennis van de lokale situatie. En alles in nauw overleg met autoriteiten en andere internationale spelers. Het is urgente problematiek, die vraagt om zorgvuldige beslissingen. Nederland en de internationale gemeenschap moeten voorkomen in de bestuurdersstoel te gaan zitten. Dan kan de strijd tegen het terrorisme door de bevolking in de regio als een buitenlandse interventie worden gezien. Dit is een andere les uit de Sahel. De landen zelf moeten vooral de leiding nemen. De internationale gemeenschap zal hen waar mogelijk ondersteunen.
Tot slot ziet Hulisz sprankjes hoop. Autoriteiten realiseren zich steeds meer dat als ze geen positieve impact op de levens van mensen kunnen realiseren, als mensen geen perspectief en geen vertrouwen in de overheid hebben, gewelddadig extremisme niet verslagen kan worden. Zo heeft het Ghanese leger het initiatief genomen waterputten te slaan in noordelijke gemeenschappen die zich lang genegeerd hebben gevoeld door autoriteiten. Het zijn dit soort kleine stappen die een verschil kunnen maken.