Tekst Sander Grip
Foto Marieke Odekerken
“Anderhalve meter afstand is niet echt haalbaar. Als we uitrukken, zitten we met zes man hutjemutje op de wagen. Eenmaal bij het incident houden we uiteraard zoveel mogelijk afstand, maar we moeten ook daar voor elkaar klaarstaan. Als je met twee man ergens binnengaat, kom je met twee man weer buiten. Wij varen echt blind op elkaar, want mijn partner heeft ook een gezin thuis waar hij naartoe wil na zijn dienst.
Gelukkig zijn we geen klagers. Ik hoor nooit iemand mopperen, al moeten we onze weg vinden in de maatregelen. Zo is het reanimatieprotocol aangepast en mogen we de kazerne niet uit om onze wijk te verkennen of voor een boodschap. Ook ontsmetten we de wagens en de kazerne continu met bleek en ontsmettingsmiddel; het ruikt dus inmiddels wel naar zwembad bij ons. Wat ik lastig vind: het fysieke contact met de andere ploegen is er nu niet. Bij ons werken er drie ploegen, die steeds 24 uur dienst hebben. De overdracht, die we normaal gezamenlijk doen, gaat nu via de telefoon. Ik vind dat wel erg afstandelijk.
Onze ladderwagen is nu twee keer uitgerukt voor een coronapatiënt. We doen nu sowieso standaard een mondkapje voor als we op een incident met slachtoffers afgaan. Maar bij een verdenking of een bevestigd geval van corona, hijsen we ons helemaal in een beschermend pak. Ook als niet duidelijk is wat we kunnen verwachten gaan we volledig beschermd op pad, zoals laatst toen er een lichaam in het water lag. Dan wil je het zekere voor het onzekere nemen, want je weet niet wat er gebeurd is met die persoon.
Als we aankomen bij een incident, schatten we in wat nodig is; is de ambulance er al, moeten wij er dan ook bij? Met hoeveel man? Ook hulpdiensten onderling stellen elkaar niet onnodig bloot aan een risico. Dat is nog best lastig, trouwens. Wij wíllen helpen, maar moeten onszelf en de collega’s eerst afremmen en de juiste maatregelen treffen, voordat we toesnellen.”
Amanda van Kuijk
Brandweervrouw, kazerne Bosland (Rotterdam)