Tekst Martin Lamboo
Foto Martijn Beekman
“In de eerste, acute fase van de coronacrisis, hebben we besloten van onze drie kerntaken alleen het Zaakonderzoek in de lucht te houden. Onze andere twee kerntaken - Research & Development en Kennisoverdracht – kwamen tijdelijk op een laag pitje te staan.
De meeste onderzoeken zijn behoorlijk fysiek. Het gaat echt om ‘objecten’ die je onderzoekt. Kijk naar mijn afdeling: onderzoek aan explosieven, verdovende middelen, verfsporen en dergelijke. Zoiets kun je moeilijk thuis doen. En dat geldt ook voor de meeste andere afdelingen. De moeilijkheid was dat er maar maximaal honderd mensen tegelijk in het laboratorium aanwezig mochten zijn. We hebben de openingstijden van ons gebouw verruimd en sommige teams gingen in shifts werken. Zo benutten we de capaciteit van ons gebouw beter en kunnen belangrijke onderzoeksprocessen toch doorgaan.
Het grappige is dat de doorstroom van zaken even goed en soms beter verliep dan normaal. Dit komt deels door de volledige focus op zaakonderzoek, maar deels ook door de iets lagere instroom vanuit de politie. Wel is er, door de prioriteit op zaakonderzoek, op andere terreinen het een en ander blijven liggen. Hoe zit het bijvoorbeeld met het onderhoud van apparatuur, met het valideren van onderzoekmethodes en de ontwikkeling van nieuwe methodes? We zijn nu aan het kijken hoe we ook die taken geleidelijk aan weer kunnen oppakken."
"Ik maak deel uit van de NFI-werkgroep ‘anderhalve meter’, die zich richt op de geleidelijke overgang naar het nieuwe normaal. We hebben bij alle NFI-divisies informatie opgehaald. Wat heeft elke club nodig om goed te kunnen functioneren in dat nieuwe normaal? Zo is onderzoek naar digitale sporen anders van aard dan medisch-biologisch onderzoek. Die inventarisatie heeft geleid tot een scala aan maatregelen, die variëren van concrete, directe acties, zoals het ophangen van bordjes, tot allerlei langeretermijnmaatregelen.
De geleidelijke terugkeer blijkt overigens ingewikkelder dan de crisisfase. Toen wist je dat bepaalde dingen simpelweg niet konden. Nu er weer méér mogelijk wordt, komen er interessante, maar ook lastige vragen boven. Wat heeft voorrang en wat is echt noodzakelijk? En hoe sluit dit aan bij onze normale bedrijfsvoering?
De coronacrisis heeft ook geleid tot waardevolle nieuwe inzichten en verworvenheden. Zo verwacht ik dat in het nieuwe normaal mensen – waar mogelijk - meer vanuit huis gaan werken. Er blijkt ook meer te kunnen dan we dachten. Thuiswerken betekent dat we onze dossiers gedeeltelijk moesten digitaliseren. Ook haken we aan bij onder meer de ontwikkelingen rond telehoren in de rechtbanken. Wij denken dat we als getuige-deskundigen effectiever kunnen zijn, als we makkelijk oproepbaar en snel beschikbaar kunnen zijn via een videoverbinding.
Als winst hoor ik verder dat de overleggen tussen politie, OM en het NFI nu hoger in frequentie zijn geworden en laagdrempeliger, omdat ze via videoverbindingen plaatsvinden en niet meer altijd via fysieke bijeenkomsten. Intensiever, vaker en korter afstemmen met elkaar; dat werkt goed en dat willen we dan ook zeker behouden.”
Mattijs Koeberg
projectmedewerker Chemische en Fysische Sporen, Nederlands Forensisch Instituut