Foto Maaswerken bij Stein, Limburg.
Dit hoofdstuk richt zich op CO2-reductie in de inkoopketen van het ministerie van IenW. Naast emissies die voortkomen uit onze eigen bedrijfsvoering, stoot het ministerie van IenW ook CO2 uit via de aanleg, het beheer en het onderhoud van (vaar-)wegen en kunstwerken (bruggen, sluizen, tunnels etc). In totaal ging het in 2019 om 612 kiloton CO2. We kijken daarbij naar de hele keten van de winning van grondstoffen, de productie en het transport, tot aan het gebruik en de sloop. De meeste uitstoot ontstaat bij wegverharding (200 kiloton) waar asfalt een dominante materiaalsoort is. Wegverharding wordt op de voet gevolgd door kustlijnzorg en vaargeulonderhoud (189 kiloton) en kunstwerken (150 kiloton). Bij kunstwerken, zoals bruggen en viaducten, wordt de CO2-uitstoot vooral veroorzaakt door de productie van beton en staal. Hierbij moet worden opgemerkt dat de omvang van de uitstoot modelmatig is berekend en niet daadwerkelijk wordt gemeten. Aanscherping van de modellen zorgt ervoor dat het inzicht in de CO2-uitstoot door de jaren heen kan veranderen.
Het ministerie van IenW heeft als doelstelling om in 2030 zijn rijksinfraprojecten klimaatneutraal uit te voeren en circulair te werken. Om daar te komen, sturen we bij aanbestedingen op CO2-reductie met behulp van de CO2-Prestatieladder. De CO2-Prestatieladder vereist dat we:
- goed inzicht hebben in het energie- en materiaalgebruik van onze leveranciers en opdrachtnemers;
- een duidelijk reductiedoel en -strategie hebben;
- een managementcyclus hebben ingericht waardoor we op tijd kunnen bijsturen als doelen niet gehaald dreigen te worden;
- transparant communiceren over onze aanpak en participeren in trajecten met ketenpartners.
In 2019 heeft het ministerie van IenW certificering op niveau 4 behouden. Op niveau 4 vereist de CO2-Prestatieladder dat het ministerie twee ketens aanwijst waarvoor het kwantitatieve doelen voor CO2-reductie formuleert. Wij hebben gekozen voor de ketens asfalt en droog grondverzet, waarvoor de volgende ketendoelen gelden:
- 20% CO2-reductie in de asfaltketen in 2025 (t.o.v. 2017);
- 10% CO2-reductie op droog grondverzet in 5 projecten die uiterlijk in 2020 worden gegund.
Om deze CO2-reductiedoelen te kunnen halen, werkt het ministerie van IenW volgens de Plan-Do-Check-Act methodiek. Daarbij is het niet alleen belangrijk dat CO2-reductiedoelen goed opgenomen worden in de opdrachtformuleringen en contracten, maar ook dat de daadwerkelijke CO2-reductie tijdens de uitvoering van projecten en na afloop goed wordt gemonitord. Zo kan als het nodig is op tijd worden bijgestuurd.
Innovatie: Functionele transitiepaden
In 2019 is de strategie ‘Naar klimaatneutrale en circulaire rijksinfraprojecten’ opgesteld. Deze strategie bestaat uit een aantal transitiepaden. Innovatief aan deze transitiepaden is dat het ministerie van IenW bij het opstellen ervan is uitgegaan van de functie (bijvoorbeeld ‘wegverharding’) in plaats van de materiaalketen (bijvoorbeeld ’asfalt’). Daarmee zet het ministerie naast de traditionele aanpak (van bijvoorbeeld ‘asfalt als wegverharding’) ook de deur open voor andere innovatieve oplossingen.
Meten van de voortgang
In het project Validatie en Verificatie werken we momenteel aan een monitoringssystematiek die gegevens over CO2-reductie uit de projecten haalt. Als basis gebruiken we daarvoor de milieukostenindicator (MKI). Deze indicator vat alle milieueffecten, waaronder CO2-emissie, samen in één score en drukt dat uit in euro's. Door de in het contract aangeboden MKI , de MKI tijdens de uitvoering en de MKI achteraf te analyseren, krijgen we inzicht in de CO2-reductie per project.
Bij Rijkswaterstaat hebben we de organisatie van de duurzaamheidsmonitoring in 2019 verder geprofessionaliseerd. Er is extra capaciteit voor vrijgemaakt en er zijn verbindingen gelegd met de bestaande netwerkmonitoring. Intern ontstond een community of practice rond dit thema om te zorgen voor verbindingen tussen de informatievraag en het data-aanbod. Met de opgehaalde gegevens over de voortgang kan optimale (bij-)sturing worden gegeven als doelen niet (tijdig) gehaald dreigen te worden.
Innovatie: Actieplan milieubeprijzen
In 2019 is het actieplan milieubeprijzen geschreven. Naast de MKI die potentiële opdrachtnemers voor de uitvoering van het project moeten aangeven, kan Rijkswaterstaat ook een bedrag aan elke ton CO2 verbinden, die opdrachtnemers tijdens de uitvoering van het project verwachten uit te stoten. Dit bedrag wordt virtueel opgeteld bij de aanneemsom. In de projectvoorbereiding wordt nu gekeken of we milieubeprijzen kunnen toepassen in projecten.
Resultaten
In 2019 hebben we binnen de sector droog grondverzet vijf projecten aangewezen waarbinnen we de 10% CO2-reductie willen halen. De eerste stap is om deze eis op te nemen in de contracten of als extra eis mee te nemen als de contracten al zijn afgesloten of, marktpartijen hier maximaal op uit te dagen door middel van de MKI. Onderstaande tabel laat de voortgang van alle vijf projecten zien.
Voortgang projecten
Projectnaam | Voortgang | Vervolg |
---|---|---|
Natuurcompensatie Ring Utrecht | Stagnatie door PAS-uitspraak | Zoeken naar alternatief project |
A16 | Aannemer heeft onderaannemers verzocht om maatregelen te nemen voor een zero-emissie uitvoering van de verschillende onderdelen van het project | Toetsen van maatregelen op effectiviteit, dialoog met aannemer over referentiebepaling |
N35 Wierden-Nijverdal | Stagnatie door PAS-uitspraak | Onderzoeken of doorstart in 2020 realistisch is |
Overnachtingshaven Spijk | Gunning in februari 2020, wel stagnatie door PAS-uitspraak | Onderzoeken of behalen van doelstellingen voor dit project in 2020 realistisch is |
Een (nader te selecteren) KRW-project | Dialoog met 3 deelprojecten waar mogelijk een zero-emissie uitvraag op de markt komt in de vorm van een challenge | Resultaten dialoog afwachten |
Uit de tabel kan worden opgemaakt dat een aantal van de projecten stilstaat als gevolg van de uitspraak van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) op 29 mei 2019. Deze vertraging in projecten heeft directe gevolgen voor de doelstelling voor droog grondverzet in 2020. Wel kunnen uitvoeringsalternatieven voor stikstofvermindering, zoals zero-emissie materieel, tegelijkertijd positieve effecten hebben op de CO2-reductie.
Asfalt
Net als in 2018 zijn er ook in 2019 doorrekeningen gemaakt van een aantal grote onderhoudsprojecten. Deze projecten zijn op basis van Beste Prijs Kwaliteit Verhouding (BPKV) aanbesteed. Dit houdt in dat naast de prijs ook andere kwaliteitsaspecten mee worden genomen in de beoordeling van inschrijvingen. In dit geval is MKI als gunningscriterium meegenomen. De berekende reductie is in onderstaande tabel weergegeven. Uit de resultaten valt op te maken dat de reductie al hoger is dan de doelstelling voor 2025.
CO2-reductie projecten
Projectbeschrijving | CO2-reductie t.o.v. referentie |
---|---|
Groot onderhoud in Zuid-Nederland | 24% |
Groot onderhoud in West Nederland-Noord | 35% |
Groot onderhoud in West Nederland-Zuid | 41%*) |
*) Op basis van één perceel. De resultaten van het andere perceel zijn nog niet bekend
Gekeken naar de resultaten van 2018 is er duidelijk een dalende trend zichtbaar in de CO2-uitstoot van deze materiaalketen. De resultaten zijn representatief voor andere projecten die op een vergelijkbare wijze zijn aanbesteed. Het MKI-plafond is inmiddels onderdeel geworden van de eisen die standaard gesteld worden aan aanbestedingen van asfaltprojecten. We verwachten daardoor dat deze trend zich in de volle breedte doorzet binnen deze materiaalstroom.
Afsluitdijk
De Afsluitdijk wordt momenteel versterkt en verhoogd. Bij een dam met een lengte van tweeëndertig kilometer zou dat leiden tot een groot gebruik van beton en bijbehorende CO2-uitstoot. Maar door innovatief gebruik van de betonblokken waarmee de Afsluitdijk wordt bekleed, is er minder beton nodig om de waterkering op zijn plaats te houden. Daarmee kunnen we tot wel 35% CO2-uitstoot besparen. Samen met de optimalisatie in transport, inzet in materieel en het hergebruik van de huidige betonblokken als toeslagmateriaal, zorgt dat voor een reductie van 56% CO2-uitstoot.
Dilemma’s
CO2 reduceren in projecten vereist een inspanning aan de voorkant. Er moeten specifieke eisen en criteria in de opdrachtverlening worden opgenomen. En daarnaast moeten we ook vooraf nadenken hoe we tijdens en ná het project de CO2-reductie kunnen monitoren. Bovendien hebben we in projecten naast duurzaamheid ook te maken met andere eisen, zoals veiligheid, snelheid, het voorkomen van hinder en financierbaarheid. Soms moet er onder druk een keuze gemaakt worden uit deze verschillende aandachtspunten.
Conclusie resultaten
De aanpak van het ministerie van IenW om te sturen op CO2-besparing in rijksinfraprojecten lijkt zijn vruchten af te werpen. Dit wordt vooral zichtbaar rond de wegverharding (asfalt), waar het ministerie in projecten soms al beter scoort dan het (tussen)doel voor 2025. Maar het proces van innoveren-uniformeren-produceren over de volle breedte is complex en heeft tijd nodig. Om de eisen voor reductie in de contracten te krijgen vóór de start van projecten is blijvende aandacht en prioritering bij de hele organisatie een vereiste.
CO2-uitstoot inkoop(keten) en (infra)projecten
CO2-uitstoot | |
---|---|
Kustlijnzorg en vaargeulonderhoud (incl uiterwaardenprojecten) | 31% |
Bouwplaats (grondverzet en overige mobiele werktuigen) | 12% |
Wegverharding (wegfundering en asfalt) | 32% |
Kunstwerken (staal en betonconstructies excl. Bouwplaats) | 25% |
Edwin Lokkerbol, voormalig directeur van de Vereniging van Waterbouwers, was betrokken bij de Aanpak Duurzaam GWW: ‘We moeten tempo maken om de duurzaamheidsdoelstellingen te halen.’
‘Waar het in de IenW Duurzaamheidsverslagen van 2017 en 2018 nog heel erg ging om de vraag waar IenW in 2030 en 2050 moet staan, zie je de laatste twee jaar dat de discussies steeds pragmatischer en operationeler worden. Het draait steeds meer om de vraag wat het ministerie van IenW nú moet doen en wat daarbij de rol van de overheid en het bedrijfsleven is.’
Gunnen op duurzaamheid
‘Ik vind het goed om te zien dat het ministerie van IenW experimenteert met duurzaamheid in de aanbestedingen. Maar er mag van mij een tandje bij. We moeten tempo maken om de duurzaamheidsdoelstellingen te halen. Dat geldt voor beide partijen. Voor de overheid betekent het meer experimenteren met twee-fasen-contracten waarbij de prijs pas op tafel komt wanneer alle risico’s duidelijk zijn. Daarnaast mag de overheid meer experimenteren met het gunnen op duurzaamheid. Voor het bedrijfsleven geldt investeringsagenda’s opstellen.’
Samenwerken en kosten
‘Ook is het belangrijk dat we op zoek gaan naar nieuwe vormen van integrale samenwerking, over sectoren, ketens en departementen heen. Zo kunnen we kennis bundelen en optimaal benutten, zodat we de juiste discussies voeren.
En uiteraard, duurzaamheid kost geld. Wees niet te benauwd om geld uit te geven als het belangrijk is. Een verantwoording waarom je miljoenen uitgeeft, is goed en terecht. Maar maak daarbij ook de berekening wat het op de lange termijn kost wanneer de duurzaamheidsdoelstellingen niet worden gehaald. Die analyse mag vaker worden gemaakt.’